zondag 17 februari 2013

23 januari 2013

Weerwolf Sturdle verliest grommend de strijd tegen de bloeddorst die hem weer overspoelt, en zijn vrienden trekken hun conclusies. Ludovic tracht een bizon uit de weiden van St. Cuthbert op te roepen om hen terzijde te komen staan, maar schrikt zo van de aanval van zijn vriend en de klappende kaken die zich om zijn arm sluiten, dat zijn gebed aan overtuigingskracht mist en de oren van zijn god niet bereikt.
Brocéliande, neemt aangespoord door het tafereel pijl en boog ter hand en vuurt op de weerwolf, terwijl Lyra hem met magische projectielen bestookt. Ludovic besluit tot eenvoudiger maar doeltreffende middelen over te gaan en velt uiteindelijk de weerwolf met een forse klap. Het beest stort bewusteloos ter aarde en wordt vervolgens snel geïmmobiliseerd met een stevig stuk touw.
Maar wat nu? Midden in de nacht Sardal binnenrijden met een wolf lijkt vragen om problemen. Ze besluiten de nacht maar op het platteland door te brengen, en Brocéliande gaat op zoek naar een slaapplaats. Het naburige dorpje is echter piepklein en er blijkt geen herberg of vrijstaande schuur te zijn. Een hulpvaardige dorpeling die de blonde langbenige bard gerust een/zijn bed voor de nacht wil bieden, strekt zijn gastvrijheid echter niet uit tot haar vrienden, en ze besluit wijselijk dan maar niet op deze warme uitnodiging in te gaan.
Het wordt dus een frisse nacht onder de blote hemel, zonder de minste voorzieningen, gezien het vertrek nogal halsoverkop was. Gelukkig heeft Ludovic wel nog de behandelde Belladonna bij zich, en kauwt de dreiging van een volgende weerwolf de wereld uit. Zijn hart wordt bezwaard door zorgen om Sturdle, en de slaap wil niet komen. Tenslotte besluit hij St. Cuthbert in een ritueel om goddelijke bijstand te verzoeken. Brocéliande en Lyra zien hem enigszins verward terugkomen uit zijn trance. De woorden van St. Cuthbert lieten aan duidelijkheid helaas wat te wensen over: ‘Genezing is de kracht van vriendschap.’ Maar de woorden bieden toch hoop.

Dag 58 (woensdag 18 mei)

De volgende morgen is de wolf weer in een gehavende gnoom veranderd, en Ludovic laat zijn helende krachten op zijn vriend los. Sturdle komt weer bij zinnen, berouwvol, en in de greep van maar één wens: hij wil naar de tempel van Pelor om het licht weer in zijn leven toe te laten. Ludovic spreekt hem echter streng toe – er kan geen sprake van zijn dat Sturdle nog een stap verzet voor hij genezen is.
In de vroege ochtendzon treft Ludovic de voorbereidingen voor de nodige spreuken, terwijl hij zijn makker onophoudelijk moed inspreekt. Sturdle sputtert aanvankelijk wat tegen, maar ziet in dat er geen ontkomen aan is. Onder de begeleiding van Brocéliandes bezorgde liederen verzamelt Sturdle al zijn wilskracht, ingewikkelde bezweringen weerklinken, en dankzij deze gebundelde inspanningen wordt uiteindelijk de genezing van de gnoom voltrokken.
De terugtocht naar Sardal is bedachtzaam, en eenmaal daar aangekomen is het eerste doel de tempel van Pelor. Sturdle bekent er zijn wandaden, maar Ludovic verzekert de priesters ervan dat de gnoom inmiddels genezen is. Hij wijst bovendien op de verzachtende omstandigheid dat Sturdle de vloek had opgelopen tijdens het beschermen van de mensen in Schemerwolde. Maar dit biedt geen soelaas voor het bezwaarde geweten van de gnoom – hij wil boete doen in de tempel. De hogepriester van Pelor aanvaardt zijn berouw en verwijst Sturdle naar een cel waar hij een nacht zal kunnen verblijven. De komende 24 uur zullen in het teken staan van bidden, boetedoening en goede werken voor Pelor.
Zijn drie vrienden zien de gnoom klein maar vastberaden verdwijnen in de reusachtige tempel, en begeven zich, onder de indruk van deze geheel andere Sturdle dan ze kennen, naar de stadswacht. Daar brengen ze de autoriteiten op de hoogte van het feit dat de weerwolf die de stad teisterde onschadelijk is gemaakt. Dit nieuws wordt verheugd onthaald. Het ontbreken van bewijsstukken hoeft geen bezwaar te zijn om Rode Ridders van Sardal op hun woord te geloven. Een beloning gaat daardoor echter wel aan hun neus voorbij. 
De rij bij het kantoor van de stadswacht was ellenlang, en het aanschuiven heeft het grootste deel van de rest van de dag opgeslokt… de drie begeven zich dus maar richting de Rode Furie om van een stevig maal en een welverdiende nachtrust in een zacht bed te genieten. Daarbij wijden ze met diverse graden van meegevoel nog een paar gedachten aan Sturdle, die inmiddels in een kale cel op een harde brits de slaap tracht te vatten, na een eenvoudige maal van brood en water.

Dag 59 (donderdag 19 mei)

De volgende morgen heeft Ludovic na zijn ochtendgebed nog steeds het gevoel schade te moeten inhalen. Hij laat een stevig ontbijt aanrukken en terwijl de waard opgetogen heen en weer loopt met dampende schotels, verzwelgt hij een selectie aan worstjes, broodjes, eieren, etcetera. Wanneer de dames zich bij hem aan de ontbijttafel voegen, blijkt er ruim voldoende om ook hen en Aria te voeden.
Na het eten en schransen, begeeft Lyra zich richting borg Aethris om de bibliotheek van heer Eldarc in te duiken en daar het magische document verder te bestuderen. Brocéliande trekt zich terug om haar muziek te gaan oefenen en te peinzen over een weerwolfballade. En Ludovic… begeeft zich weer eens met welgemoede tred richting het handelsgilde om er vruchtbare grond voor zijn expansieplannen te zoeken.
Na enig soebatten krijgt Ludovic toegang tot een verantwoordelijke ambtenaar: de goblin Fesinizits die hem kritisch aanhoort. Na enige al dan niet subtiele pogingen Ludovic de deur weer uit te krijgen, biedt Fesinizits hem de gelegenheid om aanwezig te zijn bij een bijeenkomst van de plaatselijk belangrijkste leden van het handelsgilde, die elke vrijdag plaatsvindt. Opgetogen door deze vooruitgang laat Ludovic zich uitgeleide doen en begint zich alvast voor te bereiden op zijn verkooppraatjes.
Inmiddels is Sturdle alweer uren uit de veren in de helderverlichte tempel, en informeert bezorgd naar de slachtoffers die hij als weerwolf gemaakt heeft: wat als daar ook besmette gevallen tussen zitten? Het antwoord is enerzijds geruststellend, anderzijds schokkend: geen van de aangevallenen heeft het overleefd. Bedrukt wijdt de gnoom zich weer aan zijn taken, en tracht een manier te vinden om zijn wandaden goed te maken. In zijn krijgersziel roert zich de mogelijkheid om zoveel mogelijk orcs af te slachten als een valabele manier van boetedoen. Anderzijds inspireert de tempel hem tot vage maar hoogdravende plannen ooit een nóg grotere tempel te realiseren…
Ook Ludovic werkt op verschillende fronten aan zijn toekomst: hij verzekert zich voor de komende dagen van de begeleiding van een houtsnijder, die hem zal leren hoe hij houten symbolen kan vervaardigen die hij aan mogelijk te bekeren gelovigen kan overhandigen. Hij werkt de hele dag ijverig aan zijn snijkunsten, en tegen de avond kan hij met een eerste ruwe versie naar de herberg terugkeren. Daar treft hij Sturdle, die net de tempel weer uit is, en peilt meteen enthousiast naar diens religieuze toestand. Helaas blijkt de gnoom niet klaar om zich tot de eredienst van St. Cuthbert te begeven, maar het feit dat in de gnoom enig moreel-religieus besef gewekt lijkt, stemt Ludovic reeds tot optimisme.

Dag 60 (vrijdag 20 mei)

De volgend dag wijdt iedereen zich weer aan zijn bezigheden. Ook Sturdle heeft een plan gevormd: de balans is voorlopig doorgeslagen ten voordele van het uitroeien van zoveel mogelijk orcs, en hij ziet een manier om de belangen van enige partijen met elkaar te verzoenen. Vervuld van ijver trekt hij naar de hoogwaardigheidsbekleder die hem in Sardal het best bekend is.
Lyra, die in de bibliotheek van borg Aethris weer trouw op het document zit te studeren, begint net het vermoeden te krijgen dat het hier wel eens om een oproepingsritueel zou kunnen gaan, wanneer ze in de hal een bekende stem hoort. Maar ze is te zeer verdiept in haar opzoekingen om na te gaan of ze nu werkelijk Sturdle hoort die naar de vertrekken van haar grootvader wordt geleid.
En ja, het is de haar welbekende kleine gnoom die met een nieuwe doelbewustheid door de lange gangen stapt. In de studeerkamer van heer Eldarc laat hij zich niet intimideren door diens borende blik, maar legt hem het volgende plan voor: wat als er nu eens een expeditie werd uitgerust naar de orcs om het vurige zwaard Vlamtong voor de koning te heroveren? Met wat middelen uit de schatkist van de kroon zou zo’n expeditie snel op poten gezet kunnen worden door een viertal Rode Ridders… en dat Eldarcs eigen kleindochter Lyra er eveneens baat bij zou hebben als Vlamtong heroverd wordt, is toch ook geen onbelangrijk voordeel?
Eldarc is echter niet  te overtuigen: de veldtocht tegen de orcs heeft nu al een grote hoeveelheid aan beschikbare middelen opgeslorpt, en voorlopig lijkt het hem een wijzere strategie om te investeren in belegeringstuigen en wapens. Een expeditie die niet meer dan een symbolisch voordeel zou opleveren en waarvan de uitkomst onzeker is, is voor de kanselier momenteel geen optie. Hij stelt Sturdle wel een beloning in het vooruitzicht mocht die het zwaard weten te heroveren, en voor het overige raadt hij hem aan zich te vervoegen bij Edmund, hertog van Zonneveld, indien hij zich in dienst wil stellen van de strijdmacht van Sardal.
Wat teleurgesteld komt Sturdle weer buiten. Hij heeft echter wel in zijn oren geknoopt dat er mogelijkheden zijn voor ondernemende wapensmeden, en begeeft zich dus richting Haldor. De toekomstige ‘Sturdle en Haldors dochter’-onderneming zou de vruchten van deze situatie kunnen plukken! De rest van de dag werkt hij dan ook ijverig mee aan de opbouw van de smidse.
Ludovic inmiddels heeft zijn dag verdeeld tussen het oefenen in zijn houtsnijkunsten en zich voorbereiden op de bijeenkomst in het handelsgilde. Met een stortvloed aan gebeden en bezweringen heeft hij zich verzekerd van alle goddelijke hulp die er te rapen valt, en welgemoed begeeft hij zich op weg.
Aan de poort van het gilde doet zich echter al het eerste probleem voor: de wachter wil hem niet binnenlaten, gezien hij niet op de lijst van genodigden blijkt te staan! De normaal zo gelijkmoedige priester begint zich net op te winden wanneer Fesinizits arriveert. Wanneer de goblin de explosieve situatie in ogenschouw neemt, voert hij Ludovic maar met een zoet lijntje mee naar binnen.
Binnen begint Ludovic onmiddellijk de ronde te doen, en steekt zijn verhaal tegen enige aanwezigen af. Maar tot zijn grote verbazing weet hij geen enkele interesse te wekken. De een na de ander verdwijnt schielijk naar de andere kant van de kamer: nu eens krijgt hij niet veel reactie, dan weer wordt hij weinig subtiel afgepoeierd. Uiteindelijk ziet Ludovic tot zijn grote spijt in dat hij hier niet de juiste contacten zal kunnen treffen: waar klinkende munt voorop staat, is het moeilijk interesse te wekken voor een godsdienst die op rechtvaardigheid is gebaseerd. Een illusie armer maar een ervaring rijker loopt hij weer richting de Rode Furie, terwijl hij zich bezint op de vraag in welke kringen van Sardal hij meer respons zou krijgen…
In de herberg treft hij een vermoeide Sturdle die de hele dag hard in de smidse heeft gewerkt, maar niettemin nog de energie heeft om gefrustreerd te zijn om het feit dat hij bot heeft gevangen bij Eldarc. Hij weet Ludovic de belofte te ontfutselen dat ze dan maar op eigen houtje zo gauw mogelijk richting de orcs zullen vertrekken. Lyra voelt zich heen en weer getrokken tussen de verlokkingen van het mysterieuze manuscript enerzijds, en de nabijheid van Vlamtong, anderzijds. Brocéliande brengt te berde dat ze niet van plan is zomaar te vertrekken zonder dat haar lier is gearriveerd, en Sturdle die ondanks zijn ruwe manieren toch een zacht plekje heeft voor de muziek van de bard, stemt daar zuchtend mee in.

Dag 65 (woensdag 25 mei)

De dagen verstrijken volgens ongeveer hetzelfde stramien tot op een ochtend Brocéliande aan de ontbijttafel een briefje krijgt afgeleverd. Wanneer ze het nietsvermoedend opent, zien haar vrienden haar van kleur verschieten. Het is niet het goede nieuws dat haar lier is gearriveerd, maar een briefje van haar stalker! A. heeft haar lier onderschept, en wenst Brocéliande die avond bij zonsondergang te spreken, op het uiterste punt van de havendokken. Alléén, of ze ziet haar lier nooit meer terug.
Brocéliande is hevig van streek, maar vertoont een ijzeren wil waar het haar muziekinstrument betreft: ze is niet van plan haar lier zomaar in handen van haar stalkster te laten… Er worden dus plannen gesmeed om de situatie toch enigszins onder controle te houden. Vooreerst zullen haar vrienden niet al te ver uit de buurt zijn: ze zullen zich verdekt opstellen in een nabije havenkroeg, net ver genoeg opdat A. haar er niet van kan beschuldigen niet alleen te zijn gekomen. Bovendien zal Ludovic met goddelijke hulp haar emoties monitoren.
Wanneer het begint te schemeren, worden de voorbereidingen getroffen: ze begeven zich gezamenlijk naar de kroeg, Ludovic legt zijn handen even zegenend op het hoofd van Brocéliande, en wanneer de bard vertrekt, voelt hij hoe haar locatie verandert. Lyra stuurt haar havik met Brocéliande mee, zodat Aria de situatie van bovenaf in de gaten kan houden.
De bard is niet van plan domweg in de val te lopen, en spreekt zelf ook een spreuk uit: ze maakt zichzelf onzichtbaar en gaat eerst de situatie verkennen. Maar er is niets bijzonders te zien, en eens de magie is uitgewerkt, staat ze eenzaam te wachten op wat er komen gaat.
Niet veel later wordt ze opgeschrikt door het geluid van paardenhoeven: een zwarte koets ratelt over de keien naar haar toe, en houdt halt. De koetsier gebaart haar in te stappen, maar Brocéliande blijft als bevroren staan. Het gordijn voor een van de raampjes wordt weggetrokken en een lichte stem nodigt haar uit binnen te komen. De rillingen gaan de elf over de rug, en ze komt slechts schoorvoetend dichterbij. Op verontwaardigde toon eist ze om eerst haar lier te mogen zien, maar de beschaafde vrouwenstem houdt net zo lang vol dat ze absoluut geen kwade bedoelingen heeft, tot Brocéliande het opgeeft en uiteindelijk de koets maar instapt. Binnen ploft ze neer op de bank en schuift zo ver mogelijk naar het andere uiteinde van de koets.
Een vrouw in een zwarte avondjapon van fluweel en kant kijkt haar vriendelijk aan, en fluistert haar toe dat ze niet bang hoeft te zijn. Ze stelt zich voor als Agnes, en verklaart dat ze het beste met Brocéliande voorheeft. Nadat ze haar een keer hoorde zingen, voelde ze zich zo geraakt door de muziek van de bard dat ze meteen voelde dat zij verwante zielen waren. Nu ze haar enige tijd vanuit de verte bewonderd heeft, wil ze Brocéliande graag een bijzonder geschenk geven. Ze verontschuldigt zich voor haar ietwat onorthodoxe aanpak, maar verklaart glimlachend dat ze haar gewoon zo graag even alleen wilde spreken, zonder haar vrienden.
Brocéliande sputtert wat tegen, maar ontspant zich, en in de herberg heeft Ludovic het gevoel dat alles van een leien dakje aan het gaan is. Lyra kan bevestigen dat de koets er vredig bijstaat, en de drie vrienden maken zich al een stuk minder zorgen, bestellen nog een kroes bier en gaan er rustig voor zitten.
Inmiddels is het gesprek echter wat meer gespannen geworden. Agnes is wat dichterbij geschoven, en Brocéliande is – verschrikt en wel – van voorzichtige afwerende woordjes overgestapt op de openlijke verklaring dat ze, jammer maar helaas, echt niet op vrouwen valt. De bleke schone heeft daar geen oren naar, en verzekert Brocéliande ervan dat ze dat alleen zelf nog niet beseft. Ze strekt haar armen naar Brocéliande uit, maar die maakt een noodsprong naar de andere kant van de koets en protesteert luidkeels dat ze heel zeker weet van niet!
Het gezicht van Agnes betrekt, en ze geeft de koetsier een signaal. Terwijl de koets zich in beweging zet, en Brocéliande uit haar evenwicht is gebracht, werpt ze zich op de bard en neemt die in een stalen omhelzing. “Ik wilde je het geschenk van ons eeuwig leven samen graag geven op een meer bijzondere plek… maar je dwingt me ertoe het hier en nu te doen!”, klinkt de stem in haar oor, en voor Brocéliande vallen alle puzzelstukjes op hun plaats wanneer ze twee scherpe hoektanden in haar nek voelt…
In de havenkroeg springt Ludovic gealarmeerd overeind, wanneer hij de beroering voelt. Ook Lyra vraagt zich af wat er gebeurt wanneer ze via Aria merkt dat de koets zich in beweging heeft gezet. Een snelle blik op Ludovic is voldoende om te beseffen dat er problemen zijn, en gevolgd door Sturdle snellen ze de herberg uit. Buiten zien ze net de zwarte koets voorbijrijden, en zichzelf vervloekend dat ze niet te paard zijn gekomen, zetten ze dan maar rennend de achtervolging in.
In de koets doet Brocéliande inmiddels verwoede pogingen om zichzelf te bevrijden, terwijl de zachte stem in haar oren haar aanspoort om op te houden met tegenstribbelen. “Kijk alleen maar even in mijn ogen, dan zul je zelf zien dat ik het beste met je voor heb…!” Brocéliande voelt er niets voor om de vampier in haar hypnotische ogen te kijken en knijpt haar ogen stijf dicht, terwijl ze zich uit alle macht verzet. Agnes sist van woede en probeert haar ogen open te dwingen, maar de bard kronkelt zo wild dat ze daar niet in slaagt.
Inmiddels is de koets tot stilstand gekomen, en hebben Ludovic, Lyra en Sturdle het voertuig ingehaald. Ze maken onmiddellijk een omsingelende beweging om zich ervan te verzekeren dat de koets er niet ineens met hun vriendin vandoor gaat. Sturdle, die als eerste arriveert, concentreert zich met praktisch inzicht op de koetsier, die hij met een flinke klap onschadelijk maakt, en houdt vervolgens de paarden in bedwang.
Intussen hebben Ludovic en Lyra elk een deur van de koets opengerukt. Ludovic kijkt recht in het gezicht van een vervaarlijke vampier en is even van zijn à propos – zijn gebed dat het wezen der duisternis op de vlucht zou moeten jagen, stokt hem in de keel wanneer hij Brocéliande met bebloede keel ziet zitten. Lyra maant inmiddels Brocéliande aan om uit de koets te springen, maar de bard is inmiddels behoorlijk nijdig geworden door de overdaad aan ongewenste avances. Ze profiteert van het feit dat Agnes is afgeleid en duwt haar met een welgemikte beweging de koets uit. Niet tevreden met dat resultaat, trekt ze bovendien haar zwaard en tracht de vampier te doorsteken. Maar Agnes beweegt met bovennatuurlijke snelheid, ontwijkt de steek, en bedreigt nu Ludovic. Lyra laat zich aan de andere kant van de koets op de grond vallen, en onder de koets door vuurt ze magische projectielen op de vampier af.
Wanneer ook Ludovic tot zijn positieven komt en Sturdle zich in de strijd wil werpen, kiest Agnes het hazenpad: ze verandert zich in een vleermuis en neemt de vlucht. Lyra stuurt Aria achter haar aan, en Ludovic zet een luchtelementaal op haar spoor, maar ze is hen beiden te snel af, Lyra krijgt alleen nog de indruk door dat ze in het nieuwe gedeelte van Sardal een schuilplaats heeft gezocht.
Terwijl Lyra en Brocéliande vruchteloos de koets doorzoeken op zoek naar enige aanwijzingen over waar Agnes vandaan komt, zet Sturdle Kroesjnoetsj in, die het spoor van de koets terugvolgt. Sturdle en Ludovic volgen de ijverig snuffelende hond, en het spoor loopt via de dokken de stadspoort door…

Tekst: Petra Doom