Dag 54
(zaterdag 14 mei)
Terwijl Brocéliande een ochtendwandeling maakt
en zingt met de vogeltjes, Sturdle snurkend ligt uit te slapen en Lyra haar magische
energie focust, besluit Ludovic om zijn ochtendgebed in de tempel van St.
Cuthbert te gaan houden. Daar treft hij vader Winfried, en nadat de twee
priesters gezamenlijk hun gebeden hebben gezegd, heeft Ludovic de kans om vader
Winfried wat uitgebreider te ondervagen over de gebeurtenissen die tot zijn
arrestatie hebben geleid. Vader Winfried benadrukt nogmaals dat het bewijs
overweldigend was, en geeft Ludovic op diens aandringen een lijstje van de
getuigen mee.
Onder hen treft Ludovic inderdaad bekende
namen, en als eerste begeeft hij zich naar vader Oswald. Deze verwelkomt hem en
spreekt meteen zijn spijt uit over zijn aandeel in de kennelijk onterechte
aantijgingen. Ludovic voelt weer enige verontwaardiging, maar die zakt algauw
wanneer hij hoort dat vader Oswald niet anders kan dan nogmaals bevestigen dat
de schuldige als twee druppels water lijkt op de Ludovic die hier vandaag
tegenover hem zit. De enige extra informatie die Ludovic nog aan het gesprek
onttrekt is dat vader Arend zeer verbaasd reageerde op zijn bezoeker.
Ietwat ontevreden over dit verloop, keert
Ludovic terug naar ‘de Ruiter’ om met zijn vrienden te overleggen. Gezien de
andere getuigen momenteel niet in Lorkel zijn, en moeder Leah feitelijk de
enige is die de onverlaat duidelijk heeft gezien, besluiten ze zich eerst op
haar te richten. Wanneer ze echter informatie over haar gaan inwinnen, blijkt
dat moeder Leah in een quasi catatonische staat verkeert en niet reageert op
enige ondervraging. Niettemin besluiten de vier een poging te wagen – het is
wellicht de enige manier om dit mysterie op te lossen!
De verzorger van moeder Leah is zeer
sceptisch: er zijn al zovele pogingen gewaagd om haar te benaderen. Dat Ludovic
haar kamer zou binnengaan, lijkt haar al helemaal geen goed idee! De
gezamenlijke inspanningen van Lyra – die stelt dat de ervaring net heilzaam zou
kunnen zijn – en Ludovic die terecht bepleit dat zijn onschuld is bewezen,
werpen echter hun vruchten af: er wordt hen een bezoek toegestaan.
In aanvang trachten Brocéliande en Lyra met
zachte hand moeder Leah aan het praten te krijgen, maar het mag niet baten. Ten
einde raad wenken ze dan toch maar Ludovic naderbij. De arme vrouw schrikt zich
wild, en begint onsamenhangende dingen te roepen naar Ludovic: dat ze alles al verteld
heeft dat ze weet, dat ze de instructies van zijn vader naar de letter heeft
opgevolgd en hem de fles heeft meegegeven…
Brocéliande wendt vergeefs haar magie aan om
uit de gedachten van de redeloze vrouw meer op te maken: alles wat ze opvangt
zijn flarden van gedachten en pure verwarring. Moeder Leah worstelt met de
werkelijkheid van de zachtaardige Ludovic zoals ze die altijd had gekend en nu
voor haar staat, en de traumatische ervaring die haar heeft gebroken.
Ludovic houdt echter vol, en spreekt moeder
Leah vriendelijk toe, vraagt haar om nogmaals het verhaal te vertellen van hoe
hij in het klooster bij haar belandde. Naarmate ze dit relaas verhaalt, lijken
haar zinnen langzaam maar zeker weer een beetje terug te keren. Haar herinnering
van haar aanvaller blijft echter zeer fragmentarisch.
Brocéliande wijst erop dat moeder Leahs tirade
van zo-even over de fles, gecombineerd met Ludovics eigen droom over de fles
wijn in de gevangenis mogelijk iets te betekenen heeft. Ludovic haalt zijn
kostbare fles uiteindelijk maar boven, en de vier vrienden buigen zich er
aandachtig over. Sturdle ziet onmiddellijk iets vreemds aan het etiket van de
fles Boovendonck 988, en wanneer Ludovic dat lostrekt, blijkt op de achterkant
een boodschap van zijn vader te staan: hij heeft zijn zoon een huisje nagelaten
in Lorkel, en vraagt hem vooral de plank bij de deur na te kijken.
De vier laten een dankbare moeder Leah achter
die er een stuk levendiger uitziet dan tevoren, en togen meteen naar de plek
waar het huisje moet staan, gelegen aan de Ruiter, in de buitenrand van de
stad. De aanwijzingen zijn verouderd, maar na enig zoeken weten ze toch de juiste
plek te vinden. Daar aangekomen blijkt een buurman het huis al die tijd
onderhouden te hebben. Deze vriendendienst blijkt evenwel consequenties te
hebben: terwijl de man ietwat zenuwachtig meldt dat hij het huis in de
tussentijd als opslagruimte heeft gebruikt, kunnen de vier al ruiken waarvoor
dan precies: een overweldigende vislucht slaat hen tegemoet zodra Ludovic de deur
opent.
Onder de plank bij de voordeur vindt Ludovic
een uitgebreide brief van zijn vader, Diederik Brunswick, waarin die hem
vertelt hoe het zover gekomen is dat de kleine Ludovic bij het weeshuis werd
achtergelaten. Hij leest er dat zijn vader ooit zijn moeder van de brandstapel
heeft gered waarop ze als heks verbrand zou worden. Hij wist toen bij de
plaatselijke baron haar vrijheid te bedingen, en trok met haar naar een andere
plek, waar ze trouwden. Maar toen zijn vrouw zwanger was, vatte Diederik een
dodelijke ziekte, waar al haar kruidenmengsels niets tegen konden beginnen. Ten
einde raad aanvaardde zij de hulp die een obscure sekte haar bood: haar man
genas, maar in ruil daarvoor had ze de sekte haar ongeboren kind beloofd. Toen
ze beviel, bleek dat van een tweeling te zijn, en dus verborg ze één van de
jongetjes toen het andere werd meegenomen.
Ludovics ouders verhuisden naar Lorkel, waar
zijn moeder het steeds moeilijker kreeg met haar schuldgevoel… ze begon te
lijden aan flarden van waanzinnigheid, en verdween af en toe. Tenslotte keerde
ze op een dag niet meer terug, en Diederik zag zich verplicht de kleine Ludovic
bij het weeshuis af te zetten, om haar te gaan zoeken, beangst dat ze in handen
van de sekte zou vallen.
Ludovic is danig onder de indruk van de brief,
die eindigt met de verzekering van zijn vader dat zijn ouders steeds veel van
hem hebben gehouden. Lyra klopt hem wat schutterig op de schouder, maar blijft
toch ook niet onberoerd onder dit tragische relaas en omhelst tenslotte de ontdane
priester maar, een voorbeeld dat Brocéliande meteen volgt. Sturdle inmiddels
schuifelt wat ongemakkelijk heen en weer en gromt een onverstaanbare
steunbetuiging.
Helaas verstrekt de brief verder geen enkele
informatie over waar Ludovic zijn ouders zou kunnen gaan zoeken… en daarnaast
dringt zich de akelige waarheid dat de aanvaller van moeder Leah en vader Arend
zijn eigen tweelingbroer moet zijn, dringt zich op.
Ludovic treft regelingen met de buurman die
het huisje verder zal onderhouden. Ook de buurman heeft geen idee waar Diederik
heen is getrokken. Wanneer Ludovic in een laatste poging de buurman de fles
wijn laat zien en vraagt of hij daar iets soms iets meer over weet, haalt die
er de schouders over op, met de mededeling dat hij niet gewoon is zo’n dure
wijn te drinken.
De vier zijn alweer onderweg terug wanneer
Sturdle, alcoholische drankkenner par excéllence, de scherpzinnige vraag stelt
waar Diederik eigenlijk die fles wijn vandaan had, en waar Boovendonck
eigenlijk ligt. Daarmee is een nieuw onderzoekspunt vastgesteld, en besloten
wordt om naar Sardal terug te keren om daar nader onderzoek te doen naar deze
kwestie.
Weer aangekomen in ‘de Rode Furie’ trekt
Ludovic eindelijk zijn zo lang bewaarde fles wijn open, en deelt die ruimhartig
met zijn vrienden.
Dag 55
(zondag 15 mei)
De volgende morgen lijkt het plan klaar en
duidelijk: Lyra wil terug naar de bibliotheek om haar opzoekingen verder te
zetten en Ludovic is ook erg nieuwsgierig geworden naar de schatten die daar te
vinden zijn. Brocéliande en een tegensputterende Sturdle die vindt dat hij hier
niet is om zich te vermoeien met papierwerk en honderd keer liever tegen de
orks zou vechten, zullen op zoek gaan naar een kaart waarop Boovendonck is
aangeduid.
Hun ontbijt wordt echter geserveerd met een
boodschap die is afgeleverd uit naam van de kanselier des konings, heer Eldarc:
de vier worden na het ontbijt bij hem op het paleis verwacht.
Hoewel de avonturiers wat sputteren bij deze
aanslag op hun vrije tijd, zijn ze toch te nieuwsgierig om geen gehoor aan deze
oproep te geven, en ze zetten hun eigen plannen dus maar in de wacht. In het
paleis aangekomen, worden ze door de ene gang na de andere geleid tot ze
uiteindelijk bij de kanselier worden aangekondigd.
Enigszins op hun hoede stappen de vier binnen,
maar het blijkt algauw dat heer Eldarc simpelweg hun adelbrieven in orde aan
het maken is, en daarvoor wat extra informatie in verband met hun afstamming
nodig heeft.
Haar drie vrienden kijken verrast op wanneer
ze de bard voor het eerst haar muzikaal klinkende volledige naam horen
uitspreken: Brocéliande Fontanazura. Sturdle steekt haar onmiddellijk de loef
af door zonder verpinken een hele stoet namen op te noemen, maar wordt uiteindelijk
ingeschreven als Ridder Sturdle Damdam. Wanneer Sturdle joviaal meldt dat zijn
bijnaam ‘Tumbleweed’ ook in de annalen mag worden bijgeschreven, meldt heer
Eldarc droogjes dat dit niet nodig zal zijn.
Voor Ludovic ligt de zaak echter kennelijk
ingewikkelder. De kanselier is bij zijn filiatie-onderzoek op een probleem
gestuit, en vraagt hem welk recht Ludovic op de naam Brünswick kan doen gelden.
Ludovic staat even met de mond vol tanden, en heer Eldarc legt uit dat binnen
de adelstand van Sardal een familie Brunswick bekend is, maar dat hier na Diederik
Brunswick, zo’n 50 jaar geleden, geen geboortes meer zijn opgetekend. De oudste
zoon van de wijnbaron van Boovendonck is nooit wettelijk gehuwd. Ludovic
bevestig enigszins beduusd dat zijn vader inderdaad Diederik heette, waarop
heer Eldarc zijn naam inschrijft, en hier nuchterweg de vermelding ‘bastaard’
aan toevoegt, wat Ludovic op gegniffel van zijn vrienden te staan komt, maar ze
bekijken hem ook nog maar eens een tweede keer: in één dag is de eenvoudige
priester niet alleen huiseigenaar geworden, maar ook onthuld als zijnde van
adel!
Wanneer Illyeïratheyna
Myirpathras Aethris – bij haar vrienden beter bekend als Lyra – haar
familienamen noemt, schrikt de kanselier zichtbaar. Sturdle ziet Lyra al
afgevoerd als misdadiger wegens haar vader, maar het blijkt de naam Aethris
waarin heer Eldarc is geïnteresseerd.
Ook Lyra krijgt de vraag voorgeschoteld welk
recht zij op deze naam kan doen gelden, en ze verklaart dat haar moeder
Eleonara Aethris was. Heer Eldarc lijkt van kleur te verschieten, en anders dan
Ludovic krijgt Lyra het grimmige bevel hier een bewijs voor aan te leveren,
waar ze niet meteen van terug heeft.
Wanneer heer Eldarc haar vraagt naar de
wapenspreuk van de familie Aethris kan ze die evenwel meteen uit het hoofd
opzetten: “Kracht is Bloedrecht”. Maar de kanselier eist gespannen dat ze de
spreuk verwoordt zoals haar moeder haar die geleerd heeft. Lyra voldoet aan dit
verzoek, en herhaalt de spreuk in de taal van de Draken. Eldarc moet grommend
toegeven dat ze de enige juiste vertaling heeft gekozen.
Een ogenblik is het stil, tot Sturdle de
kanselier opgewekt vraagt wat er dan mis is met Lyra. Na een korte aarzeling
stelt Heer Eldarc zichzelf uitgebreider voor, daarmee de vraag meteen
beantwoordend: de kanselier blijkt niemand anders dan Eldarc Aethris, patriarch
van de Aethris-familie. Brocéliande, onverbeterlijk nieuwsgierig, vraagt hem
meteen naar zijn band met Lyra, en hij verklaart dat Eleonara zijn dochter is…
wat Lyra dus zijn kleindochter maakt!
Terwijl Lyra’s vrienden druk roezemoezen over
deze onthulling, vult heer Eldarc stoïcijns Lyra’s adelbrieven in met haar
volle naam – ten tweede male gecompleteerd met de vermelding ‘bastaard’. Het
wordt haar vrienden gauw duidelijk dat noch de kanselier, noch Lyra opgetogen
lijken over deze familiereünie. Ze vermijden elkaars blik, met een koppige trek
op hun gezicht die hen heel duidelijk als verwanten bestempelt, en Heer Eldarc
wikkelt beleefd maar koeltjes de verdere formaliteiten af, waaronder de
mededeling dat de vier nieuwe Ridders een eigen blazoen mogen kiezen.
Wanneer Ludovic, die zelf dolblij zou zijn een
verloren familielid in de armen te kunnen sluiten, niet-begrijpend vraagt naar
de reden van deze kloof, krijgt hij slechts amper begrijpelijke antwoorden:
Lyra stormt de kamer uit onder het vervloeken van vaders die hun dochter in de
steek laten, en heer Eldarc mompelt, voor hij zijn zelfbeheersing hervindt en
zijn kaken weer op elkaar klapt, iets over onzuiver bloed dat de familie werd
binnengebracht.
Eenmaal buiten het paleis weet Ludovic nog uit
Lyra los te peuteren dat haar moeder indertijd zwanger en wel door Eldarc
verstoten is. Of dit nu de hele waarheid is, daarvan zijn haar vrienden, gezien
heer Eldarcs emotionele reactie, niet helemaal overtuigd, maar ze laten het er
voorlopig maar bij zitten, gezien Lyra momenteel niet voor rede vatbaar blijkt.
Lyra heeft helemaal geen zin in een verder
gesprek over haar grootvader en zoekt haar heil in het witte gebouw van de
universiteitsbibliotheek, waar haar emoties wat kunnen bekoelen. Ludovic
vergezelt haar voor zijn eigen opzoekingen, en ze brengen de rest van de dag
eensgezind studerend door.
Voor Ludovic is het resultaat alvast
veelbelovend: de bibliotheek heeft een zeer rijke collectie, en her en der
treft hij magische spreuken die hem nog niet bekend waren, en hij dus met
graagte nader bestudeert.
En ook Lyra heeft, bijna tegen haar
verwachtingen in, geluk: op een plank die ze eerder al doorzocht, treft ze een
oud boekwerk dat ze eerder over het hoofd zag. Hierin wordt verhaald over een
zwaard Vlamtong geheten, dat aan de basis zou liggen van alle zwaarden met dezelfde
naam die van latere datum dateren. Anders dan deze latere zwaarden, die slechts
magisch versterkte gewone wapens zijn, is de oorspronkelijke Vlamtong een
waarlijk artefact. Het tweehandige slagzwaard werd door koning Sardal gevonden
tussen de schatten die de draak Vuurvraat verzameld had, en is sindsdien als
een erfstuk doorgegeven van koning op koning. Het is als dusdanig nooit
uitgebreid door magiërs kunnen onderzocht worden: het enige feit dat bekend is,
is dat het blad af en toe opvlamt.
Wanneer de vier ’s avonds deze bevindingen
bespreken, komt Brocéliande met een oud elfenverhaal, over een artefact dat
ontstond toen een vallende ster de aarde trof, en sindsdien als
krachtsvoorwerp, geschonken door Corellon, binnen één elfenfamilie van
generatie op generatie is doorgegeven…
Enige parallellen worden duidelijk met wat de
vier op het eiland hebben beleefd, en ze beseffen dat ze nu, in een wedloop met
Myirpathras, op zoek moeten naar een artefact dat door de dwergen wordt
bewaard, en één dat in het bezit moet zijn van een halflingfamilie. En dan rest
nog de vraag hoe ze de hand zullen leggen op Vlamtong, dat momenteel bezit is
van de koning…
Tekst: Petra Doom