dinsdag 30 oktober 2012

17 oktober 2012

Dag 54 (zaterdag 14 mei)

Terwijl Brocéliande een ochtendwandeling maakt en zingt met de vogeltjes, Sturdle snurkend ligt uit te slapen en Lyra haar magische energie focust, besluit Ludovic om zijn ochtendgebed in de tempel van St. Cuthbert te gaan houden. Daar treft hij vader Winfried, en nadat de twee priesters gezamenlijk hun gebeden hebben gezegd, heeft Ludovic de kans om vader Winfried wat uitgebreider te ondervagen over de gebeurtenissen die tot zijn arrestatie hebben geleid. Vader Winfried benadrukt nogmaals dat het bewijs overweldigend was, en geeft Ludovic op diens aandringen een lijstje van de getuigen mee.
Onder hen treft Ludovic inderdaad bekende namen, en als eerste begeeft hij zich naar vader Oswald. Deze verwelkomt hem en spreekt meteen zijn spijt uit over zijn aandeel in de kennelijk onterechte aantijgingen. Ludovic voelt weer enige verontwaardiging, maar die zakt algauw wanneer hij hoort dat vader Oswald niet anders kan dan nogmaals bevestigen dat de schuldige als twee druppels water lijkt op de Ludovic die hier vandaag tegenover hem zit. De enige extra informatie die Ludovic nog aan het gesprek onttrekt is dat vader Arend zeer verbaasd reageerde op zijn bezoeker.
Ietwat ontevreden over dit verloop, keert Ludovic terug naar ‘de Ruiter’ om met zijn vrienden te overleggen. Gezien de andere getuigen momenteel niet in Lorkel zijn, en moeder Leah feitelijk de enige is die de onverlaat duidelijk heeft gezien, besluiten ze zich eerst op haar te richten. Wanneer ze echter informatie over haar gaan inwinnen, blijkt dat moeder Leah in een quasi catatonische staat verkeert en niet reageert op enige ondervraging. Niettemin besluiten de vier een poging te wagen – het is wellicht de enige manier om dit mysterie op te lossen!
De verzorger van moeder Leah is zeer sceptisch: er zijn al zovele pogingen gewaagd om haar te benaderen. Dat Ludovic haar kamer zou binnengaan, lijkt haar al helemaal geen goed idee! De gezamenlijke inspanningen van Lyra – die stelt dat de ervaring net heilzaam zou kunnen zijn – en Ludovic die terecht bepleit dat zijn onschuld is bewezen, werpen echter hun vruchten af: er wordt hen een bezoek toegestaan.
In aanvang trachten Brocéliande en Lyra met zachte hand moeder Leah aan het praten te krijgen, maar het mag niet baten. Ten einde raad wenken ze dan toch maar Ludovic naderbij. De arme vrouw schrikt zich wild, en begint onsamenhangende dingen te roepen naar Ludovic: dat ze alles al verteld heeft dat ze weet, dat ze de instructies van zijn vader naar de letter heeft opgevolgd en hem de fles heeft meegegeven…
Brocéliande wendt vergeefs haar magie aan om uit de gedachten van de redeloze vrouw meer op te maken: alles wat ze opvangt zijn flarden van gedachten en pure verwarring. Moeder Leah worstelt met de werkelijkheid van de zachtaardige Ludovic zoals ze die altijd had gekend en nu voor haar staat, en de traumatische ervaring die haar heeft gebroken.
Ludovic houdt echter vol, en spreekt moeder Leah vriendelijk toe, vraagt haar om nogmaals het verhaal te vertellen van hoe hij in het klooster bij haar belandde. Naarmate ze dit relaas verhaalt, lijken haar zinnen langzaam maar zeker weer een beetje terug te keren. Haar herinnering van haar aanvaller blijft echter zeer fragmentarisch.
Brocéliande wijst erop dat moeder Leahs tirade van zo-even over de fles, gecombineerd met Ludovics eigen droom over de fles wijn in de gevangenis mogelijk iets te betekenen heeft. Ludovic haalt zijn kostbare fles uiteindelijk maar boven, en de vier vrienden buigen zich er aandachtig over. Sturdle ziet onmiddellijk iets vreemds aan het etiket van de fles Boovendonck 988, en wanneer Ludovic dat lostrekt, blijkt op de achterkant een boodschap van zijn vader te staan: hij heeft zijn zoon een huisje nagelaten in Lorkel, en vraagt hem vooral de plank bij de deur na te kijken.
De vier laten een dankbare moeder Leah achter die er een stuk levendiger uitziet dan tevoren, en togen meteen naar de plek waar het huisje moet staan, gelegen aan de Ruiter, in de buitenrand van de stad. De aanwijzingen zijn verouderd, maar na enig zoeken weten ze toch de juiste plek te vinden. Daar aangekomen blijkt een buurman het huis al die tijd onderhouden te hebben. Deze vriendendienst blijkt evenwel consequenties te hebben: terwijl de man ietwat zenuwachtig meldt dat hij het huis in de tussentijd als opslagruimte heeft gebruikt, kunnen de vier al ruiken waarvoor dan precies: een overweldigende vislucht slaat hen tegemoet zodra Ludovic de deur opent.
Onder de plank bij de voordeur vindt Ludovic een uitgebreide brief van zijn vader, Diederik Brunswick, waarin die hem vertelt hoe het zover gekomen is dat de kleine Ludovic bij het weeshuis werd achtergelaten. Hij leest er dat zijn vader ooit zijn moeder van de brandstapel heeft gered waarop ze als heks verbrand zou worden. Hij wist toen bij de plaatselijke baron haar vrijheid te bedingen, en trok met haar naar een andere plek, waar ze trouwden. Maar toen zijn vrouw zwanger was, vatte Diederik een dodelijke ziekte, waar al haar kruidenmengsels niets tegen konden beginnen. Ten einde raad aanvaardde zij de hulp die een obscure sekte haar bood: haar man genas, maar in ruil daarvoor had ze de sekte haar ongeboren kind beloofd. Toen ze beviel, bleek dat van een tweeling te zijn, en dus verborg ze één van de jongetjes toen het andere werd meegenomen. 
Ludovics ouders verhuisden naar Lorkel, waar zijn moeder het steeds moeilijker kreeg met haar schuldgevoel… ze begon te lijden aan flarden van waanzinnigheid, en verdween af en toe. Tenslotte keerde ze op een dag niet meer terug, en Diederik zag zich verplicht de kleine Ludovic bij het weeshuis af te zetten, om haar te gaan zoeken, beangst dat ze in handen van de sekte zou vallen.
Ludovic is danig onder de indruk van de brief, die eindigt met de verzekering van zijn vader dat zijn ouders steeds veel van hem hebben gehouden. Lyra klopt hem wat schutterig op de schouder, maar blijft toch ook niet onberoerd onder dit tragische relaas en omhelst tenslotte de ontdane priester maar, een voorbeeld dat Brocéliande meteen volgt. Sturdle inmiddels schuifelt wat ongemakkelijk heen en weer en gromt een onverstaanbare steunbetuiging.
Helaas verstrekt de brief verder geen enkele informatie over waar Ludovic zijn ouders zou kunnen gaan zoeken… en daarnaast dringt zich de akelige waarheid dat de aanvaller van moeder Leah en vader Arend zijn eigen tweelingbroer moet zijn, dringt zich op.
Ludovic treft regelingen met de buurman die het huisje verder zal onderhouden. Ook de buurman heeft geen idee waar Diederik heen is getrokken. Wanneer Ludovic in een laatste poging de buurman de fles wijn laat zien en vraagt of hij daar iets soms iets meer over weet, haalt die er de schouders over op, met de mededeling dat hij niet gewoon is zo’n dure wijn te drinken.
De vier zijn alweer onderweg terug wanneer Sturdle, alcoholische drankkenner par excéllence, de scherpzinnige vraag stelt waar Diederik eigenlijk die fles wijn vandaan had, en waar Boovendonck eigenlijk ligt. Daarmee is een nieuw onderzoekspunt vastgesteld, en besloten wordt om naar Sardal terug te keren om daar nader onderzoek te doen naar deze kwestie.
Weer aangekomen in ‘de Rode Furie’ trekt Ludovic eindelijk zijn zo lang bewaarde fles wijn open, en deelt die ruimhartig met zijn vrienden.

Dag 55 (zondag 15 mei)

De volgende morgen lijkt het plan klaar en duidelijk: Lyra wil terug naar de bibliotheek om haar opzoekingen verder te zetten en Ludovic is ook erg nieuwsgierig geworden naar de schatten die daar te vinden zijn. Brocéliande en een tegensputterende Sturdle die vindt dat hij hier niet is om zich te vermoeien met papierwerk en honderd keer liever tegen de orks zou vechten, zullen op zoek gaan naar een kaart waarop Boovendonck is aangeduid. 
Hun ontbijt wordt echter geserveerd met een boodschap die is afgeleverd uit naam van de kanselier des konings, heer Eldarc: de vier worden na het ontbijt bij hem op het paleis verwacht.
Hoewel de avonturiers wat sputteren bij deze aanslag op hun vrije tijd, zijn ze toch te nieuwsgierig om geen gehoor aan deze oproep te geven, en ze zetten hun eigen plannen dus maar in de wacht. In het paleis aangekomen, worden ze door de ene gang na de andere geleid tot ze uiteindelijk bij de kanselier worden aangekondigd.
Enigszins op hun hoede stappen de vier binnen, maar het blijkt algauw dat heer Eldarc simpelweg hun adelbrieven in orde aan het maken is, en daarvoor wat extra informatie in verband met hun afstamming nodig heeft.
Haar drie vrienden kijken verrast op wanneer ze de bard voor het eerst haar muzikaal klinkende volledige naam horen uitspreken: Brocéliande Fontanazura. Sturdle steekt haar onmiddellijk de loef af door zonder verpinken een hele stoet namen op te noemen, maar wordt uiteindelijk ingeschreven als Ridder Sturdle Damdam. Wanneer Sturdle joviaal meldt dat zijn bijnaam ‘Tumbleweed’ ook in de annalen mag worden bijgeschreven, meldt heer Eldarc droogjes dat dit niet nodig zal zijn.
Voor Ludovic ligt de zaak echter kennelijk ingewikkelder. De kanselier is bij zijn filiatie-onderzoek op een probleem gestuit, en vraagt hem welk recht Ludovic op de naam Brünswick kan doen gelden. Ludovic staat even met de mond vol tanden, en heer Eldarc legt uit dat binnen de adelstand van Sardal een familie Brunswick bekend is, maar dat hier na Diederik Brunswick, zo’n 50 jaar geleden, geen geboortes meer zijn opgetekend. De oudste zoon van de wijnbaron van Boovendonck is nooit wettelijk gehuwd. Ludovic bevestig enigszins beduusd dat zijn vader inderdaad Diederik heette, waarop heer Eldarc zijn naam inschrijft, en hier nuchterweg de vermelding ‘bastaard’ aan toevoegt, wat Ludovic op gegniffel van zijn vrienden te staan komt, maar ze bekijken hem ook nog maar eens een tweede keer: in één dag is de eenvoudige priester niet alleen huiseigenaar geworden, maar ook onthuld als zijnde van adel!
Wanneer Illyeïratheyna Myirpathras Aethris – bij haar vrienden beter bekend als Lyra – haar familienamen noemt, schrikt de kanselier zichtbaar. Sturdle ziet Lyra al afgevoerd als misdadiger wegens haar vader, maar het blijkt de naam Aethris waarin heer Eldarc is geïnteresseerd.
Ook Lyra krijgt de vraag voorgeschoteld welk recht zij op deze naam kan doen gelden, en ze verklaart dat haar moeder Eleonara Aethris was. Heer Eldarc lijkt van kleur te verschieten, en anders dan Ludovic krijgt Lyra het grimmige bevel hier een bewijs voor aan te leveren, waar ze niet meteen van terug heeft.
Wanneer heer Eldarc haar vraagt naar de wapenspreuk van de familie Aethris kan ze die evenwel meteen uit het hoofd opzetten: “Kracht is Bloedrecht”. Maar de kanselier eist gespannen dat ze de spreuk verwoordt zoals haar moeder haar die geleerd heeft. Lyra voldoet aan dit verzoek, en herhaalt de spreuk in de taal van de Draken. Eldarc moet grommend toegeven dat ze de enige juiste vertaling heeft gekozen.
Een ogenblik is het stil, tot Sturdle de kanselier opgewekt vraagt wat er dan mis is met Lyra. Na een korte aarzeling stelt Heer Eldarc zichzelf uitgebreider voor, daarmee de vraag meteen beantwoordend: de kanselier blijkt niemand anders dan Eldarc Aethris, patriarch van de Aethris-familie. Brocéliande, onverbeterlijk nieuwsgierig, vraagt hem meteen naar zijn band met Lyra, en hij verklaart dat Eleonara zijn dochter is… wat Lyra dus zijn kleindochter maakt!
Terwijl Lyra’s vrienden druk roezemoezen over deze onthulling, vult heer Eldarc stoïcijns Lyra’s adelbrieven in met haar volle naam – ten tweede male gecompleteerd met de vermelding ‘bastaard’. Het wordt haar vrienden gauw duidelijk dat noch de kanselier, noch Lyra opgetogen lijken over deze familiereünie. Ze vermijden elkaars blik, met een koppige trek op hun gezicht die hen heel duidelijk als verwanten bestempelt, en Heer Eldarc wikkelt beleefd maar koeltjes de verdere formaliteiten af, waaronder de mededeling dat de vier nieuwe Ridders een eigen blazoen mogen kiezen.
Wanneer Ludovic, die zelf dolblij zou zijn een verloren familielid in de armen te kunnen sluiten, niet-begrijpend vraagt naar de reden van deze kloof, krijgt hij slechts amper begrijpelijke antwoorden: Lyra stormt de kamer uit onder het vervloeken van vaders die hun dochter in de steek laten, en heer Eldarc mompelt, voor hij zijn zelfbeheersing hervindt en zijn kaken weer op elkaar klapt, iets over onzuiver bloed dat de familie werd binnengebracht.
Eenmaal buiten het paleis weet Ludovic nog uit Lyra los te peuteren dat haar moeder indertijd zwanger en wel door Eldarc verstoten is. Of dit nu de hele waarheid is, daarvan zijn haar vrienden, gezien heer Eldarcs emotionele reactie, niet helemaal overtuigd, maar ze laten het er voorlopig maar bij zitten, gezien Lyra momenteel niet voor rede vatbaar blijkt.
Lyra heeft helemaal geen zin in een verder gesprek over haar grootvader en zoekt haar heil in het witte gebouw van de universiteitsbibliotheek, waar haar emoties wat kunnen bekoelen. Ludovic vergezelt haar voor zijn eigen opzoekingen, en ze brengen de rest van de dag eensgezind studerend door.
Voor Ludovic is het resultaat alvast veelbelovend: de bibliotheek heeft een zeer rijke collectie, en her en der treft hij magische spreuken die hem nog niet bekend waren, en hij dus met graagte nader bestudeert.
En ook Lyra heeft, bijna tegen haar verwachtingen in, geluk: op een plank die ze eerder al doorzocht, treft ze een oud boekwerk dat ze eerder over het hoofd zag. Hierin wordt verhaald over een zwaard Vlamtong geheten, dat aan de basis zou liggen van alle zwaarden met dezelfde naam die van latere datum dateren. Anders dan deze latere zwaarden, die slechts magisch versterkte gewone wapens zijn, is de oorspronkelijke Vlamtong een waarlijk artefact. Het tweehandige slagzwaard werd door koning Sardal gevonden tussen de schatten die de draak Vuurvraat verzameld had, en is sindsdien als een erfstuk doorgegeven van koning op koning. Het is als dusdanig nooit uitgebreid door magiërs kunnen onderzocht worden: het enige feit dat bekend is, is dat het blad af en toe opvlamt.
Wanneer de vier ’s avonds deze bevindingen bespreken, komt Brocéliande met een oud elfenverhaal, over een artefact dat ontstond toen een vallende ster de aarde trof, en sindsdien als krachtsvoorwerp, geschonken door Corellon, binnen één elfenfamilie van generatie op generatie is doorgegeven…
Enige parallellen worden duidelijk met wat de vier op het eiland hebben beleefd, en ze beseffen dat ze nu, in een wedloop met Myirpathras, op zoek moeten naar een artefact dat door de dwergen wordt bewaard, en één dat in het bezit moet zijn van een halflingfamilie. En dan rest nog de vraag hoe ze de hand zullen leggen op Vlamtong, dat momenteel bezit is van de koning…

Tekst: Petra Doom 

maandag 8 oktober 2012

25 september 2012

Voetstappen! Ludovic, Lyra en Brocéliande grijpen de wapens, en zien hoe enkele gewonde mannen de ruïne van de tempel van Pelor binnenstrompelen. De groene wapenrokken met zwarte raaf erop ten spijt, blijken de soldaten het strijdtoneel ontvlucht te zijn, en ze grijpen naar de wapens zodra ze horen dat de drie bondgenoten van Gerlach zijn.
Ludovic probeert hen nog te overhalen om geen geweld te gebruiken, maar de mannen zijn niet voor rede vatbaar. De overlopers stormen op Ludovic af en delen enkele rake klappen uit. Ludovic staat zijn mannetje en beschemt de vrouwen, maar doet dit letterlijk met lijf en leden. Hoewel ook Lyra en Brocéliande door hun beste krachten heen zijn, worden de verraders tenslotte met vereende krachten uitgeschakeld.
Ondertussen bekomt Sturdle in het kasteel van zijn woelige bestorming. Nu de strijd gaat liggen, komt bij hem ook het besef dat een dode Sturdle minder waard is dan een levende. Doodvermoeid zijgt hij neer bij de warmte van de centrale schoorsteen op de zolderverdieping en sluit zijn ogen voor een welverdiend en verkwikkend dutje.
Ook de andere drie helden moeten even bekomen, maar krijgen de kans niet. Opnieuw horen ze voetstappen, deze keer minder gejaagd. Het zijn enkele getrouwen die, nu de kust veilig is, de helden komen uitnodigen om de verovering van het kasteel te bespreken met kapitein Gerlach. Ze ruimen hun provisoir kampement op en trekken mee naar het kasteel, met een warmer bed in het vooruitzicht.
Sturdle, die een paar minuten slaap heeft gekregen, wordt inmiddels ook niet gespaard. Een soldaat maakt hem wakker met de boodschap dat kapitein Gerlach ook hem wil spreken. Maar de arme man zal niet snel meer een slapende gnoom proberen wakker te maken. Sturdle heeft namelijk geen zin in plichtplegingen, en wil vooral voortslapen.
Brocéliande, Ludovic en Lyra komen met hun beschermelingen door de grote poort naar binnen, en zien dat het hele kasteel ondertussen is bevrijd. De keukenmeiden zijn maar al te blij dat ze terug kunnen naar hun vertrouwde post, en ook vrouwe Lorena is dankbaar dat de onderdrukking voorbij is. Ze vergezelt de drie helden naar kapitein Gerlach, die hen hartelijk dankt voor hun onmisbaar aandeel in de overwinning.
De vrienden zijn echter in de eerste plaats bezorgd om Sturdle, ze zagen hem immers het laatst toen hij hinkend en op zijn laatste adem de strijd in trok. Een soldaat geeft schoorvoetend toe dat hij Sturdle niet kon overtuigen zich bij het overleg te voegen.
Helga, dochter van dwerg meestersmid Haldor, ziet haar kans en neemt twee pullen bier mee om Sturdle te overtuigen. Ze trippelt de trap op en weet Sturdle inderdaad met het bier te verleiden om haar naar beneden te volgen.
Ondertussen doet Gerlach het verhaal van de hobgoblins. Zij hebben zich verzameld, en zouden wel eens een bestorming kunnen plannen om het kasteel te heroveren. De helden schenken hem de overzichtskaart met kampementen die ze vonden en laten de militaire plannen voor wie daar beter voor geschikt is.
Wanneer Sturdle beneden aankomt, wordt hij met opgeluchte kreten onthaald. Het doet zijn vrienden goed te zien dat hij het inderdaad allemaal overleefd heeft. Niet van plan nu ineens het initiatief te verliezen, vraagt Sturdle meteen naar Bjorn. Wessel vertelt hem dat die beneden in de kerker zit opgesloten, waarop de uitgeputte gnoom zich zonder een woord naar beneden begeeft, op de voet gevolgd door een ietwat bezorgde Ludovic. In een variatie op het thema ‘goede wachter, kwaaie wachter’ ondervragen ze hem stevig, waarbij de mogelijkheid van Bjorns hoofd op een staak wordt afgewogen tegen de belofte van een eerlijk proces. Bjorn kiest eieren voor zijn geld, maar weet ook niet veel meer dan reeds bekend was.
Kapitein Gerlach moedigt de vier na deze episode aan om eindelijk rust te nemen in de soldatenbarakken, maar de vier overtuigen vrouwe Lorena om hen een zacht bed in de private vertrekken te gunnen. Sturdle schoffeert Helga tussen de bedrijven door lelijk wanneer de indeling van slaapplaatsen ter sprake komt, en zij laat duidelijk merken dat ze meer hoffelijkheid verwacht… Bij nader inzien beseffen ze alle vier dat hun wonden hen toch richting de barakken dwingen, gezien de ziekenboeg daar gevestigd is.

Dag 35 (woensdag 25 april)

In de ziekenboeg worden hun wonden zo goed als mogelijk verzorgd. Sturdle is het ergst gewond en blijft ook de volgende dag nog te bed. Maar ook hij kan zijn vreugde niet de baas als blijkt dat hun rijdieren allemaal terug te vinden zijn in de stallen van het kasteel – een feit dat Lyra hem kameraadschappelijk meedeelt door Kroesjnoetsj zijn kamer binnen te duwen. Het beest springt harig, kwijlend en buitengewoon enthousiast boven op zijn baasje, en is aldus een stimulans te meer tot spoedige genezing.
Kapitein Gerlach is onder de indruk van de capaciteiten van de helden, en vraagt hen om hulp bij de nakende hobgoblinaanval. Waarom zouden ze niet elk een regiment van vijftig soldaten en gewapende burgers leiden, en zo de vier toegangswegen tot het dorp bewaken?
De vier stemmen ietwat schoorvoetend in, en terwijl Sturdle herstelt, brengen de andere drie de dag door met het controleren van de barricaderingswerken en het geven van peptalks aan de bewapende burgers. Tegen de avond voegt hij zich bij zijn eigen contingent en laat zich voor de opzwepende toespraken bijstaan door Vito.

Dag 36 (donderdag 26 april)

Ludovic, die de westelijke ingang tot zijn rekening neemt, ziet de volgende ochtend een horde hobgoblins opmarcheren in de richting van Ravensteen. Maar net wanneer ze zich willen schrap zetten, lijkt het wel of de hobgoblins zich bedenken. Ze zetten koers weg van Ravensteen. Zijn ze afgeschrikt door het hoofd van Balderik, dat op een spiets boven de muren prijkt?
De ware reden wordt snel duidelijk. Een grote groep voetsoldaten komt Ravensteen tegemoet, onder leiding van paladijnen van Heironeous en Rode Ridders van Sardal. Dit moeten wel versterkingen zijn. De boodschapper die enige weken tevoren naar Sardal was gestuurd, heeft het dus toch gehaald! Met veel egards begeleidt Ludovic Frierune, de Grootmeester van de Orde van de Witte Vuist, toegewijd aan Heironeous, naar het kasteel van Ravensteen en de ontmoeting met Gerlach. De drie andere helden zien wel dat er iets gaande is, en sluiten zich bij het nieuwe overleg aan.
Wat blijkt? Deze riddermacht heeft al enkele hobgoblinkampen met de grond gelijk gemaakt, en zal het werk verderzetten totdat de hobgoblininvasie in Schemerwolde is uitgeroeid. De strijd is nog niet gestreden, maar de hobgoblins zijn bezig met een terugtrekkende beweging. Met deze nieuwe bondgenoten is de veiligheid voorlopig verzekerd, en kunnen de helden eindelijk terug op weg met de herwonnen wapens richting Sardal. Ze nemen afscheid van kapitein Gerlach en zijn gevolg en laden alle wapen terug op de karren.

Dag 38 (zaterdag 28 april) – Dag 47 (maandag 7 mei)

Een paar dagen later trekt de karavaan zich opnieuw op gang, samen met luitenant Wessel en de dwergen, alsmede twee gevangenen die in Sardal zullen berecht worden: graaf Bertram en de verraderlijke dwerg Bjorn. Ook vrouwe Lorena, die het proces van haar vader wil bijwonen, vergezelt hen naar de hoofdstad.
De reis verloopt voorspoedig, en na ruim een week komt de Ruiter in zicht. Deze rivier strekt zich uit van het grote meer waaraan Sardal gelegen is, tot aan de zee.
Ludovics hart maakt een sprongetje, want zijn geboortestadje Lorkel ligt ook aan deze rivier. Hier begon hij zijn avonturencarrière, en het doet deugd om eens terug op bekende bodem te zijn.

Dag 49 (dinsdag 9 mei)

Enkele dagen later rijden ze tegen de avond Lorkel binnen, dat duidelijk een havenstadje is dat floreert van de transithandel. Hun karavaan valt dus helemaal niet op.
Ludovic sleurt de helden mee naar de herberg (eveneens ‘de Ruiter’ geheten) waar hij in zijn eerste avonturendagen heel wat ‘tekenen van St. Cuthbert’ gezien heeft op de bodem van zijn glas. Het is een net etablissement, gepast voor reizende handelaars.
Sturdle daarentegen vindt er niks aan, ziet dat ook Helga niet helemaal in haar sas is, en grijpt zijn kans om één en ander goed te maken. Met een beetje schroom die zijn vrienden helemaal niet gewend zijn van deze taaie gnoom, maar aangemoedigd door Haldor, vraagt hij Helga of ze meegaat naar havenkroeg 'de Stinkende Aap'. Hij belooft haar zelfs een echt bargevecht.
De andere helden nippen van hun lekker wijntje maar het valt Ludovic op dat de waard erg zenuwachtig is. Ludovic spreekt hem aan en merkt dat er iets niet in de haak is.
Brocéliande is de meest oplettende van de drie, en ziet dat de waard zijn zoon wat in het oor fluistert en hoe die naar achter verdwijnt. Brocéliande vertrouwt het zaakje niet en rent naar de sanitaire voorzieningen. Daar maakt ze zich snel onzichtbaar en zet de achtervolging in.
De zoon van de waard is naar buiten geglipt en snelt in de richting van de tempel van St. Cuthbert. Brocéliande durft niet mee naar binnen uit schrik dat haar onzichtbaarheid zou uitgewerkt raken.
Net wanneer ze nadenkt over haar volgende stappen ziet ze de jongen weer naar buiten komen, maar vergezeld van een belangrijk uitziende persoon, met enkele tempelwachters erbij. Wanneer ze haar richting uitkomen, beseft ze dat er wel eens gevaar zou kunnen dreigen. Zo snel als haar benen haar kunnen dragen, spurt ze terug naar de herberg en waarschuwt Lyra en Ludovic.
Voor deze het goed en wel beseffen, staat de man in het harnas met de tempelwachters echter al bij hun tafel en proclameert hij: “Ludovic Brunswick, je wordt aangehouden voor moord en foltering!”
Ludovic herkent de emblemen van de kerk van St. Cuthbert, de ‘Schalen van de Balans’, en legt gedecideerd uit dat hij onschuldig is. Niet voor rede vatbaar slaan ze hem toch in de boeien. Ludovic gehoorzaamt aan de autoriteiten en volgt gedwee, maar Lyra en Brocéliande houden toch hun wapens in aanslag.
Ondertussen hebben Sturdle en Helga lekker gegeten, en hebben ze zodoende een goede basis gelegd om stevig wat bier te verzetten. Ze maken flink wat lol en Sturdle houdt zich aan zijn belofte: niet veel later vliegt het meubiliar in het rond.
Wanneer het stof weer gaat liggen, hebben ze beiden een grote glimlach op het gezicht, in schril contrast met dat van de herbergier. Maar ook zijn humeur verbetert als Sturdle twintig goudstukken bovenhaalt, wat normaliter voldoende is om de hele bar te kopen! Ze dwalen nog wat door de straten, laten luide boeren en duiken her en der nog eens een herberg binnen als ze terug dorst krijgen.
Brocéliande en Lyra zijn de stoet met Ludovic gevolgd tot bij de tempel van St. Cuthbert, en Lyra spreekt vastberaden een wachter aan, die ze om meer informatie vraagt. Wanneer die haar argwanend naar haar banden met de beklaagde vraagt, houdt ze zich aanvankelijk op de vlakte, maar verklaart zich later toch bereid om in Ludovics voordeel te getuigen. Daarop haalt de wachter iemand met meer gezag: vader Winfried. Deze aanhoort de steunbetuigingen van Lyra en Brocéliande, en vraagt hen of ze die de volgende dag op het proces willen herhalen. De twee stemmen hier onmiddellijk mee in.
Ludovic, de arme jongen, zit ondertussen in een koude donkere cel, ergens in de kerk van St. Cuthbert, wanneer een bekende figuur hem benadert. Het is vader Winfried, die uitleg komt vragen, maar toch is het Ludovic die het meest in de war is en antwoorden nodig heeft.
Vader Winfried kijkt raar op van zijn onwetendheid, en vertelt hem dat vader Arend, de voormalige mentor van Ludovic, werd vermoord met zijn eigen knots, en dat moeder Leah werd mishandeld. En er zijn getuigen die onder ede willen bevestigen dat Ludovic in beide gevallen de dader was!
Ludovic is ontsteld. Moeder Leah had hem in het weeshuis opgevoed alsof zij zijn moeder was, en vader Arend had hem onder zijn hoede genomen toen hij in de orde intrad. Beide personen liggen hem nauw aan het hart, en het treft hem dan ook diep te horen wat hen werd aangedaan.
Het proces, dat de volgende morgen gevoerd zal worden, ziet er niet goed uit voor Ludovic, maar vader Winfried, die in Ludovics onschuld gelooft, geeft hem een suggestie mee: hij kan een heilige eed afleggen, zodat St. Cuthbert zelf ontegensprekelijk over zijn schuld of onschuld kan oordelen…
Na zijn avondgebed, waarin Ludovic St. Cuthbert om steun heeft gevraagd op dit heikele moment, valt hij in een diepe slaap. Daarin krijgt hij een droom, die duidelijk een antwoord is van zijn god… Hij ziet zichzelf terug als leerling bij vader Arend, wanneer hij die de fles wijn laat zien die het laatste is dat hij van zijn vader heeft. In de droom hoort hij met nieuwe nadruk: “Materiële en sentimentele waarde… vertroebelen het ware zicht, mijn zoon…” Wanneer Ludovic wakker schrikt, beseft hij dat deze droom hem iets wil vertellen, maar de betekenis ontgaat hem. Hij heeft ook geen tijd meer om erbij stil te staan, want de wachters arriveren om hem naar de rechtzitting te brengen.

Dag 50 (woensdag 10 mei)

Grootinquisiteur Lamont, een hogepriester van de orde van St. Cuthbert, die reeds op vele exotische plaatsen de leer verkondigde, zit het proces voor. Als eerste roept hij de getuigen ten gunste van Ludovic op. Lyra en Brocéliande getuigen naar beste vermogen pro Ludovic. Maar na hen volgt een resem andere getuigenissen die ronduit vernietigend zijn.
Als laatste mag Ludovic zelf het woord nemen, en hij richt zich rechtreeks tot Grootinquisiteur Lamont. Hij pleit nogmaals onschuldig, en verklaart zich bereid om zelfs de heilige eed af te leggen.
Het publiek roert zich. De heilige eed! Je laat je niet zomaar door St. Cuthbert berechten… Als je onschuldig bent en je zweert trouw aan St. Cuthbert, dan ben je meteen gezuiverd van alle blaam, maar iedereen weet wat St. Cuthbert doet met zij die de wet overtreden...
Grootinquisiteur Lamont is deze optie wel genegen, en met de hand op de geschriften van St. Cuthbert zweert Ludovic de heilige eed. Hij wordt gelukkig niet ter plekke neergebliksemd, integendeel. Je zou zweren dat enkele zonnestralen de weg naar de kerk vonden en net op dit moment op Ludovic vallen om hem te zegenen.
Maar het is vooral diep vanbinnen dat Ludovic de zegen voelt. Gesterkt door zijn geloof, zijn heilige eed en de nabijheid van St. Cuthbert, staat hij op als een onschuldig man, maar met meer inzichten dan tevoren.
Hij dankt de Grootinquisiteur en belooft vader Winfried om de dood van vader Arend en de mishandeling van moeder Leah te onderzoeken.
Sturdle inmiddels, dwaalt weer door de straten. Zijn metgezellin (die de vorige avond, voor er nog maar sprake van overleg kon zijn over slaapvoorzieningen, de deur van haar kamer voor zijn neus had gesloten) heeft hij netjes weer bij de karavaan afgezet, en nu is hij op zoek naar zijn vrienden.
Luitenant Wessel en de dwergen vernemen met meegevoel het hele verhaal, maar zijn niet van plan om dit oponthoud nog langer te rekken. Al gauw zet de karavaan zich in beweging richting Sardal.

Dag 51 (donderdag 11 mei)

Halverwege de tweede dag die daarop volgt, bereiken ze de hoofdstad, die indrukwekkend lijkt dankzij de prachtige witte stenen omwalling die reflecteert in het Grote Meer. Ze trekken door tot aan een groot plein waar een indrukwekkend standbeeld van Sardal de Drakendoder staat. Daarachter verheft zich het koninklijk paleis.
Luitenant Wessel heeft een audiëntie met koning Eberhart II en verzoekt de helden hem te vergezellen. De koning, die nog geen twintig blijkt te zijn, wordt bijgestaan door een grijze raadsheer, heer Eldarc.
Luitenant Wessel wordt bedankt voor zijn escorte, en gepromoveerd tot kapitein. Zijn volgende opdracht bestaat er echter uit om de wapens per schip naar het front te brengen, en dus nemen ze afscheid van kapitein Wessel.
Ook de helden worden bedankt voor hun aandeel en naast een geldbuideltje voor bewezen diensten, heeft de koning nog een adelijke titel in petto. Een voor een worden de helden geridderd en dragen vanaf nu de titel: “Ridder in de Rode Orde”.
Zo fier als een gieter staan de helden buiten het paleis wat na te kaarten als iemand hen aanspreekt. Hij stelt zich voor als Floris de Hofbard, eveneens ridder in de Rode Orde, en raadt hen de herberg aan waar alle Rode Ridders verblijven: ‘De Rode Furie’. Een stevige maaltijd en zacht bed hebben ze nu wel verdiend. In ruil voor het relaas van hun wedervaren, trakteert Floris de vier helden op een uitgebreid maal, dat ze zich goed laten smaken.

XP
2,100 XP (525 XP per persoon)

Treasure
200 pp

Tekst: Mattias Dooreman