dinsdag 30 oktober 2012

17 oktober 2012

Dag 54 (zaterdag 14 mei)

Terwijl Brocéliande een ochtendwandeling maakt en zingt met de vogeltjes, Sturdle snurkend ligt uit te slapen en Lyra haar magische energie focust, besluit Ludovic om zijn ochtendgebed in de tempel van St. Cuthbert te gaan houden. Daar treft hij vader Winfried, en nadat de twee priesters gezamenlijk hun gebeden hebben gezegd, heeft Ludovic de kans om vader Winfried wat uitgebreider te ondervagen over de gebeurtenissen die tot zijn arrestatie hebben geleid. Vader Winfried benadrukt nogmaals dat het bewijs overweldigend was, en geeft Ludovic op diens aandringen een lijstje van de getuigen mee.
Onder hen treft Ludovic inderdaad bekende namen, en als eerste begeeft hij zich naar vader Oswald. Deze verwelkomt hem en spreekt meteen zijn spijt uit over zijn aandeel in de kennelijk onterechte aantijgingen. Ludovic voelt weer enige verontwaardiging, maar die zakt algauw wanneer hij hoort dat vader Oswald niet anders kan dan nogmaals bevestigen dat de schuldige als twee druppels water lijkt op de Ludovic die hier vandaag tegenover hem zit. De enige extra informatie die Ludovic nog aan het gesprek onttrekt is dat vader Arend zeer verbaasd reageerde op zijn bezoeker.
Ietwat ontevreden over dit verloop, keert Ludovic terug naar ‘de Ruiter’ om met zijn vrienden te overleggen. Gezien de andere getuigen momenteel niet in Lorkel zijn, en moeder Leah feitelijk de enige is die de onverlaat duidelijk heeft gezien, besluiten ze zich eerst op haar te richten. Wanneer ze echter informatie over haar gaan inwinnen, blijkt dat moeder Leah in een quasi catatonische staat verkeert en niet reageert op enige ondervraging. Niettemin besluiten de vier een poging te wagen – het is wellicht de enige manier om dit mysterie op te lossen!
De verzorger van moeder Leah is zeer sceptisch: er zijn al zovele pogingen gewaagd om haar te benaderen. Dat Ludovic haar kamer zou binnengaan, lijkt haar al helemaal geen goed idee! De gezamenlijke inspanningen van Lyra – die stelt dat de ervaring net heilzaam zou kunnen zijn – en Ludovic die terecht bepleit dat zijn onschuld is bewezen, werpen echter hun vruchten af: er wordt hen een bezoek toegestaan.
In aanvang trachten Brocéliande en Lyra met zachte hand moeder Leah aan het praten te krijgen, maar het mag niet baten. Ten einde raad wenken ze dan toch maar Ludovic naderbij. De arme vrouw schrikt zich wild, en begint onsamenhangende dingen te roepen naar Ludovic: dat ze alles al verteld heeft dat ze weet, dat ze de instructies van zijn vader naar de letter heeft opgevolgd en hem de fles heeft meegegeven…
Brocéliande wendt vergeefs haar magie aan om uit de gedachten van de redeloze vrouw meer op te maken: alles wat ze opvangt zijn flarden van gedachten en pure verwarring. Moeder Leah worstelt met de werkelijkheid van de zachtaardige Ludovic zoals ze die altijd had gekend en nu voor haar staat, en de traumatische ervaring die haar heeft gebroken.
Ludovic houdt echter vol, en spreekt moeder Leah vriendelijk toe, vraagt haar om nogmaals het verhaal te vertellen van hoe hij in het klooster bij haar belandde. Naarmate ze dit relaas verhaalt, lijken haar zinnen langzaam maar zeker weer een beetje terug te keren. Haar herinnering van haar aanvaller blijft echter zeer fragmentarisch.
Brocéliande wijst erop dat moeder Leahs tirade van zo-even over de fles, gecombineerd met Ludovics eigen droom over de fles wijn in de gevangenis mogelijk iets te betekenen heeft. Ludovic haalt zijn kostbare fles uiteindelijk maar boven, en de vier vrienden buigen zich er aandachtig over. Sturdle ziet onmiddellijk iets vreemds aan het etiket van de fles Boovendonck 988, en wanneer Ludovic dat lostrekt, blijkt op de achterkant een boodschap van zijn vader te staan: hij heeft zijn zoon een huisje nagelaten in Lorkel, en vraagt hem vooral de plank bij de deur na te kijken.
De vier laten een dankbare moeder Leah achter die er een stuk levendiger uitziet dan tevoren, en togen meteen naar de plek waar het huisje moet staan, gelegen aan de Ruiter, in de buitenrand van de stad. De aanwijzingen zijn verouderd, maar na enig zoeken weten ze toch de juiste plek te vinden. Daar aangekomen blijkt een buurman het huis al die tijd onderhouden te hebben. Deze vriendendienst blijkt evenwel consequenties te hebben: terwijl de man ietwat zenuwachtig meldt dat hij het huis in de tussentijd als opslagruimte heeft gebruikt, kunnen de vier al ruiken waarvoor dan precies: een overweldigende vislucht slaat hen tegemoet zodra Ludovic de deur opent.
Onder de plank bij de voordeur vindt Ludovic een uitgebreide brief van zijn vader, Diederik Brunswick, waarin die hem vertelt hoe het zover gekomen is dat de kleine Ludovic bij het weeshuis werd achtergelaten. Hij leest er dat zijn vader ooit zijn moeder van de brandstapel heeft gered waarop ze als heks verbrand zou worden. Hij wist toen bij de plaatselijke baron haar vrijheid te bedingen, en trok met haar naar een andere plek, waar ze trouwden. Maar toen zijn vrouw zwanger was, vatte Diederik een dodelijke ziekte, waar al haar kruidenmengsels niets tegen konden beginnen. Ten einde raad aanvaardde zij de hulp die een obscure sekte haar bood: haar man genas, maar in ruil daarvoor had ze de sekte haar ongeboren kind beloofd. Toen ze beviel, bleek dat van een tweeling te zijn, en dus verborg ze één van de jongetjes toen het andere werd meegenomen. 
Ludovics ouders verhuisden naar Lorkel, waar zijn moeder het steeds moeilijker kreeg met haar schuldgevoel… ze begon te lijden aan flarden van waanzinnigheid, en verdween af en toe. Tenslotte keerde ze op een dag niet meer terug, en Diederik zag zich verplicht de kleine Ludovic bij het weeshuis af te zetten, om haar te gaan zoeken, beangst dat ze in handen van de sekte zou vallen.
Ludovic is danig onder de indruk van de brief, die eindigt met de verzekering van zijn vader dat zijn ouders steeds veel van hem hebben gehouden. Lyra klopt hem wat schutterig op de schouder, maar blijft toch ook niet onberoerd onder dit tragische relaas en omhelst tenslotte de ontdane priester maar, een voorbeeld dat Brocéliande meteen volgt. Sturdle inmiddels schuifelt wat ongemakkelijk heen en weer en gromt een onverstaanbare steunbetuiging.
Helaas verstrekt de brief verder geen enkele informatie over waar Ludovic zijn ouders zou kunnen gaan zoeken… en daarnaast dringt zich de akelige waarheid dat de aanvaller van moeder Leah en vader Arend zijn eigen tweelingbroer moet zijn, dringt zich op.
Ludovic treft regelingen met de buurman die het huisje verder zal onderhouden. Ook de buurman heeft geen idee waar Diederik heen is getrokken. Wanneer Ludovic in een laatste poging de buurman de fles wijn laat zien en vraagt of hij daar iets soms iets meer over weet, haalt die er de schouders over op, met de mededeling dat hij niet gewoon is zo’n dure wijn te drinken.
De vier zijn alweer onderweg terug wanneer Sturdle, alcoholische drankkenner par excéllence, de scherpzinnige vraag stelt waar Diederik eigenlijk die fles wijn vandaan had, en waar Boovendonck eigenlijk ligt. Daarmee is een nieuw onderzoekspunt vastgesteld, en besloten wordt om naar Sardal terug te keren om daar nader onderzoek te doen naar deze kwestie.
Weer aangekomen in ‘de Rode Furie’ trekt Ludovic eindelijk zijn zo lang bewaarde fles wijn open, en deelt die ruimhartig met zijn vrienden.

Dag 55 (zondag 15 mei)

De volgende morgen lijkt het plan klaar en duidelijk: Lyra wil terug naar de bibliotheek om haar opzoekingen verder te zetten en Ludovic is ook erg nieuwsgierig geworden naar de schatten die daar te vinden zijn. Brocéliande en een tegensputterende Sturdle die vindt dat hij hier niet is om zich te vermoeien met papierwerk en honderd keer liever tegen de orks zou vechten, zullen op zoek gaan naar een kaart waarop Boovendonck is aangeduid. 
Hun ontbijt wordt echter geserveerd met een boodschap die is afgeleverd uit naam van de kanselier des konings, heer Eldarc: de vier worden na het ontbijt bij hem op het paleis verwacht.
Hoewel de avonturiers wat sputteren bij deze aanslag op hun vrije tijd, zijn ze toch te nieuwsgierig om geen gehoor aan deze oproep te geven, en ze zetten hun eigen plannen dus maar in de wacht. In het paleis aangekomen, worden ze door de ene gang na de andere geleid tot ze uiteindelijk bij de kanselier worden aangekondigd.
Enigszins op hun hoede stappen de vier binnen, maar het blijkt algauw dat heer Eldarc simpelweg hun adelbrieven in orde aan het maken is, en daarvoor wat extra informatie in verband met hun afstamming nodig heeft.
Haar drie vrienden kijken verrast op wanneer ze de bard voor het eerst haar muzikaal klinkende volledige naam horen uitspreken: Brocéliande Fontanazura. Sturdle steekt haar onmiddellijk de loef af door zonder verpinken een hele stoet namen op te noemen, maar wordt uiteindelijk ingeschreven als Ridder Sturdle Damdam. Wanneer Sturdle joviaal meldt dat zijn bijnaam ‘Tumbleweed’ ook in de annalen mag worden bijgeschreven, meldt heer Eldarc droogjes dat dit niet nodig zal zijn.
Voor Ludovic ligt de zaak echter kennelijk ingewikkelder. De kanselier is bij zijn filiatie-onderzoek op een probleem gestuit, en vraagt hem welk recht Ludovic op de naam Brünswick kan doen gelden. Ludovic staat even met de mond vol tanden, en heer Eldarc legt uit dat binnen de adelstand van Sardal een familie Brunswick bekend is, maar dat hier na Diederik Brunswick, zo’n 50 jaar geleden, geen geboortes meer zijn opgetekend. De oudste zoon van de wijnbaron van Boovendonck is nooit wettelijk gehuwd. Ludovic bevestig enigszins beduusd dat zijn vader inderdaad Diederik heette, waarop heer Eldarc zijn naam inschrijft, en hier nuchterweg de vermelding ‘bastaard’ aan toevoegt, wat Ludovic op gegniffel van zijn vrienden te staan komt, maar ze bekijken hem ook nog maar eens een tweede keer: in één dag is de eenvoudige priester niet alleen huiseigenaar geworden, maar ook onthuld als zijnde van adel!
Wanneer Illyeïratheyna Myirpathras Aethris – bij haar vrienden beter bekend als Lyra – haar familienamen noemt, schrikt de kanselier zichtbaar. Sturdle ziet Lyra al afgevoerd als misdadiger wegens haar vader, maar het blijkt de naam Aethris waarin heer Eldarc is geïnteresseerd.
Ook Lyra krijgt de vraag voorgeschoteld welk recht zij op deze naam kan doen gelden, en ze verklaart dat haar moeder Eleonara Aethris was. Heer Eldarc lijkt van kleur te verschieten, en anders dan Ludovic krijgt Lyra het grimmige bevel hier een bewijs voor aan te leveren, waar ze niet meteen van terug heeft.
Wanneer heer Eldarc haar vraagt naar de wapenspreuk van de familie Aethris kan ze die evenwel meteen uit het hoofd opzetten: “Kracht is Bloedrecht”. Maar de kanselier eist gespannen dat ze de spreuk verwoordt zoals haar moeder haar die geleerd heeft. Lyra voldoet aan dit verzoek, en herhaalt de spreuk in de taal van de Draken. Eldarc moet grommend toegeven dat ze de enige juiste vertaling heeft gekozen.
Een ogenblik is het stil, tot Sturdle de kanselier opgewekt vraagt wat er dan mis is met Lyra. Na een korte aarzeling stelt Heer Eldarc zichzelf uitgebreider voor, daarmee de vraag meteen beantwoordend: de kanselier blijkt niemand anders dan Eldarc Aethris, patriarch van de Aethris-familie. Brocéliande, onverbeterlijk nieuwsgierig, vraagt hem meteen naar zijn band met Lyra, en hij verklaart dat Eleonara zijn dochter is… wat Lyra dus zijn kleindochter maakt!
Terwijl Lyra’s vrienden druk roezemoezen over deze onthulling, vult heer Eldarc stoïcijns Lyra’s adelbrieven in met haar volle naam – ten tweede male gecompleteerd met de vermelding ‘bastaard’. Het wordt haar vrienden gauw duidelijk dat noch de kanselier, noch Lyra opgetogen lijken over deze familiereünie. Ze vermijden elkaars blik, met een koppige trek op hun gezicht die hen heel duidelijk als verwanten bestempelt, en Heer Eldarc wikkelt beleefd maar koeltjes de verdere formaliteiten af, waaronder de mededeling dat de vier nieuwe Ridders een eigen blazoen mogen kiezen.
Wanneer Ludovic, die zelf dolblij zou zijn een verloren familielid in de armen te kunnen sluiten, niet-begrijpend vraagt naar de reden van deze kloof, krijgt hij slechts amper begrijpelijke antwoorden: Lyra stormt de kamer uit onder het vervloeken van vaders die hun dochter in de steek laten, en heer Eldarc mompelt, voor hij zijn zelfbeheersing hervindt en zijn kaken weer op elkaar klapt, iets over onzuiver bloed dat de familie werd binnengebracht.
Eenmaal buiten het paleis weet Ludovic nog uit Lyra los te peuteren dat haar moeder indertijd zwanger en wel door Eldarc verstoten is. Of dit nu de hele waarheid is, daarvan zijn haar vrienden, gezien heer Eldarcs emotionele reactie, niet helemaal overtuigd, maar ze laten het er voorlopig maar bij zitten, gezien Lyra momenteel niet voor rede vatbaar blijkt.
Lyra heeft helemaal geen zin in een verder gesprek over haar grootvader en zoekt haar heil in het witte gebouw van de universiteitsbibliotheek, waar haar emoties wat kunnen bekoelen. Ludovic vergezelt haar voor zijn eigen opzoekingen, en ze brengen de rest van de dag eensgezind studerend door.
Voor Ludovic is het resultaat alvast veelbelovend: de bibliotheek heeft een zeer rijke collectie, en her en der treft hij magische spreuken die hem nog niet bekend waren, en hij dus met graagte nader bestudeert.
En ook Lyra heeft, bijna tegen haar verwachtingen in, geluk: op een plank die ze eerder al doorzocht, treft ze een oud boekwerk dat ze eerder over het hoofd zag. Hierin wordt verhaald over een zwaard Vlamtong geheten, dat aan de basis zou liggen van alle zwaarden met dezelfde naam die van latere datum dateren. Anders dan deze latere zwaarden, die slechts magisch versterkte gewone wapens zijn, is de oorspronkelijke Vlamtong een waarlijk artefact. Het tweehandige slagzwaard werd door koning Sardal gevonden tussen de schatten die de draak Vuurvraat verzameld had, en is sindsdien als een erfstuk doorgegeven van koning op koning. Het is als dusdanig nooit uitgebreid door magiërs kunnen onderzocht worden: het enige feit dat bekend is, is dat het blad af en toe opvlamt.
Wanneer de vier ’s avonds deze bevindingen bespreken, komt Brocéliande met een oud elfenverhaal, over een artefact dat ontstond toen een vallende ster de aarde trof, en sindsdien als krachtsvoorwerp, geschonken door Corellon, binnen één elfenfamilie van generatie op generatie is doorgegeven…
Enige parallellen worden duidelijk met wat de vier op het eiland hebben beleefd, en ze beseffen dat ze nu, in een wedloop met Myirpathras, op zoek moeten naar een artefact dat door de dwergen wordt bewaard, en één dat in het bezit moet zijn van een halflingfamilie. En dan rest nog de vraag hoe ze de hand zullen leggen op Vlamtong, dat momenteel bezit is van de koning…

Tekst: Petra Doom 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten