Brocéliande, neemt aangespoord door het
tafereel pijl en boog ter hand en vuurt op de weerwolf, terwijl Lyra hem met
magische projectielen bestookt. Ludovic besluit tot eenvoudiger maar
doeltreffende middelen over te gaan en velt uiteindelijk de weerwolf met een
forse klap. Het beest stort bewusteloos ter aarde en wordt vervolgens snel
geïmmobiliseerd met een stevig stuk touw.
Maar wat nu? Midden in de nacht Sardal
binnenrijden met een wolf lijkt vragen om problemen. Ze besluiten de nacht maar
op het platteland door te brengen, en Brocéliande gaat op zoek naar een
slaapplaats. Het naburige dorpje is echter piepklein en er blijkt geen herberg
of vrijstaande schuur te zijn. Een hulpvaardige dorpeling die de blonde
langbenige bard gerust een/zijn bed voor de nacht wil bieden, strekt zijn gastvrijheid
echter niet uit tot haar vrienden, en ze besluit wijselijk dan maar niet op
deze warme uitnodiging in te gaan.
Het wordt dus een frisse nacht onder de blote
hemel, zonder de minste voorzieningen, gezien het vertrek nogal halsoverkop
was. Gelukkig heeft Ludovic wel nog de behandelde Belladonna bij zich, en kauwt
de dreiging van een volgende weerwolf de wereld uit. Zijn hart wordt bezwaard
door zorgen om Sturdle, en de slaap wil niet komen. Tenslotte besluit hij St.
Cuthbert in een ritueel om goddelijke bijstand te verzoeken. Brocéliande en
Lyra zien hem enigszins verward terugkomen uit zijn trance. De woorden van St.
Cuthbert lieten aan duidelijkheid helaas wat te wensen over: ‘Genezing is de
kracht van vriendschap.’ Maar de woorden bieden toch hoop.
Dag 58
(woensdag 18 mei)
De volgende morgen is de wolf weer in een
gehavende gnoom veranderd, en Ludovic laat zijn helende krachten op zijn vriend
los. Sturdle komt weer bij zinnen, berouwvol, en in de greep van maar één wens:
hij wil naar de tempel van Pelor om het licht weer in zijn leven toe te laten.
Ludovic spreekt hem echter streng toe – er kan geen sprake van zijn dat Sturdle
nog een stap verzet voor hij genezen is.
In de vroege ochtendzon treft Ludovic de
voorbereidingen voor de nodige spreuken, terwijl hij zijn makker onophoudelijk
moed inspreekt. Sturdle sputtert aanvankelijk wat tegen, maar ziet in dat er
geen ontkomen aan is. Onder de begeleiding van Brocéliandes bezorgde liederen
verzamelt Sturdle al zijn wilskracht, ingewikkelde bezweringen weerklinken, en
dankzij deze gebundelde inspanningen wordt uiteindelijk de genezing van de
gnoom voltrokken.
De terugtocht naar Sardal is bedachtzaam, en
eenmaal daar aangekomen is het eerste doel de tempel van Pelor. Sturdle bekent
er zijn wandaden, maar Ludovic verzekert de priesters ervan dat de gnoom
inmiddels genezen is. Hij wijst bovendien op de verzachtende omstandigheid dat
Sturdle de vloek had opgelopen tijdens het beschermen van de mensen in
Schemerwolde. Maar dit biedt geen soelaas voor het bezwaarde geweten van de
gnoom – hij wil boete doen in de tempel. De hogepriester van Pelor aanvaardt
zijn berouw en verwijst Sturdle naar een cel waar hij een nacht zal kunnen
verblijven. De komende 24 uur zullen in het teken staan van bidden, boetedoening
en goede werken voor Pelor.
Zijn drie vrienden zien de gnoom klein maar
vastberaden verdwijnen in de reusachtige tempel, en begeven zich, onder de
indruk van deze geheel andere Sturdle dan ze kennen, naar de stadswacht. Daar
brengen ze de autoriteiten op de hoogte van het feit dat de weerwolf die de
stad teisterde onschadelijk is gemaakt. Dit nieuws wordt verheugd onthaald. Het
ontbreken van bewijsstukken hoeft geen bezwaar te zijn om Rode Ridders van
Sardal op hun woord te geloven. Een beloning gaat daardoor echter wel aan hun
neus voorbij.
De rij bij het kantoor van de stadswacht was
ellenlang, en het aanschuiven heeft het grootste deel van de rest van de dag
opgeslokt… de drie begeven zich dus maar richting de Rode Furie om van een
stevig maal en een welverdiende nachtrust in een zacht bed te genieten. Daarbij
wijden ze met diverse graden van meegevoel nog een paar gedachten aan Sturdle,
die inmiddels in een kale cel op een harde brits de slaap tracht te vatten, na
een eenvoudige maal van brood en water.
Dag 59
(donderdag 19 mei)
De volgende morgen heeft Ludovic na zijn
ochtendgebed nog steeds het gevoel schade te moeten inhalen. Hij laat een
stevig ontbijt aanrukken en terwijl de waard opgetogen heen en weer loopt met
dampende schotels, verzwelgt hij een selectie aan worstjes, broodjes, eieren,
etcetera. Wanneer de dames zich bij hem aan de ontbijttafel voegen, blijkt er
ruim voldoende om ook hen en Aria te voeden.
Na het eten en schransen, begeeft Lyra zich
richting borg Aethris om de bibliotheek van heer Eldarc in te duiken en daar
het magische document verder te bestuderen. Brocéliande trekt zich terug om
haar muziek te gaan oefenen en te peinzen over een weerwolfballade. En Ludovic…
begeeft zich weer eens met welgemoede tred richting het handelsgilde om er
vruchtbare grond voor zijn expansieplannen te zoeken.
Na enig soebatten krijgt Ludovic toegang tot
een verantwoordelijke ambtenaar: de goblin Fesinizits die hem kritisch
aanhoort. Na enige al dan niet subtiele pogingen Ludovic de deur weer uit te
krijgen, biedt Fesinizits hem de gelegenheid om aanwezig te zijn bij een
bijeenkomst van de plaatselijk belangrijkste leden van het handelsgilde, die
elke vrijdag plaatsvindt. Opgetogen door deze vooruitgang laat Ludovic zich
uitgeleide doen en begint zich alvast voor te bereiden op zijn verkooppraatjes.
Inmiddels is Sturdle alweer uren uit de veren
in de helderverlichte tempel, en informeert bezorgd naar de slachtoffers die
hij als weerwolf gemaakt heeft: wat als daar ook besmette gevallen tussen
zitten? Het antwoord is enerzijds geruststellend, anderzijds schokkend: geen
van de aangevallenen heeft het overleefd. Bedrukt wijdt de gnoom zich weer aan
zijn taken, en tracht een manier te vinden om zijn wandaden goed te maken. In
zijn krijgersziel roert zich de mogelijkheid om zoveel mogelijk orcs af te
slachten als een valabele manier van boetedoen. Anderzijds inspireert de tempel
hem tot vage maar hoogdravende plannen ooit een nóg grotere tempel te
realiseren…
Ook Ludovic werkt op verschillende fronten aan
zijn toekomst: hij verzekert zich voor de komende dagen van de begeleiding van
een houtsnijder, die hem zal leren hoe hij houten symbolen kan vervaardigen die
hij aan mogelijk te bekeren gelovigen kan overhandigen. Hij werkt de hele dag
ijverig aan zijn snijkunsten, en tegen de avond kan hij met een eerste ruwe
versie naar de herberg terugkeren. Daar treft hij Sturdle, die net de tempel
weer uit is, en peilt meteen enthousiast naar diens religieuze toestand. Helaas
blijkt de gnoom niet klaar om zich tot de eredienst van St. Cuthbert te
begeven, maar het feit dat in de gnoom enig moreel-religieus besef gewekt
lijkt, stemt Ludovic reeds tot optimisme.
Dag 60
(vrijdag 20 mei)
De volgend dag wijdt iedereen zich weer aan
zijn bezigheden. Ook Sturdle heeft een plan gevormd: de balans is voorlopig
doorgeslagen ten voordele van het uitroeien van zoveel mogelijk orcs, en hij
ziet een manier om de belangen van enige partijen met elkaar te verzoenen.
Vervuld van ijver trekt hij naar de hoogwaardigheidsbekleder die hem in Sardal
het best bekend is.
Lyra, die in de bibliotheek van borg Aethris
weer trouw op het document zit te studeren, begint net het vermoeden te krijgen
dat het hier wel eens om een oproepingsritueel zou kunnen gaan, wanneer ze in
de hal een bekende stem hoort. Maar ze is te zeer verdiept in haar opzoekingen
om na te gaan of ze nu werkelijk Sturdle hoort die naar de vertrekken van haar
grootvader wordt geleid.
En ja, het is de haar welbekende kleine gnoom
die met een nieuwe doelbewustheid door de lange gangen stapt. In de
studeerkamer van heer Eldarc laat hij zich niet intimideren door diens borende
blik, maar legt hem het volgende plan voor: wat als er nu eens een expeditie
werd uitgerust naar de orcs om het vurige zwaard Vlamtong voor de koning te heroveren?
Met wat middelen uit de schatkist van de kroon zou zo’n expeditie snel op poten
gezet kunnen worden door een viertal Rode Ridders… en dat Eldarcs eigen
kleindochter Lyra er eveneens baat bij zou hebben als Vlamtong heroverd wordt,
is toch ook geen onbelangrijk voordeel?
Eldarc is echter niet te overtuigen: de veldtocht tegen de orcs
heeft nu al een grote hoeveelheid aan beschikbare middelen opgeslorpt, en
voorlopig lijkt het hem een wijzere strategie om te investeren in
belegeringstuigen en wapens. Een expeditie die niet meer dan een symbolisch
voordeel zou opleveren en waarvan de uitkomst onzeker is, is voor de kanselier
momenteel geen optie. Hij stelt Sturdle wel een beloning in het vooruitzicht
mocht die het zwaard weten te heroveren, en voor het overige raadt hij hem aan
zich te vervoegen bij Edmund, hertog van Zonneveld, indien hij zich in dienst
wil stellen van de strijdmacht van Sardal.
Wat teleurgesteld komt Sturdle weer buiten.
Hij heeft echter wel in zijn oren geknoopt dat er mogelijkheden zijn voor
ondernemende wapensmeden, en begeeft zich dus richting Haldor. De toekomstige
‘Sturdle en Haldors dochter’-onderneming zou de vruchten van deze situatie
kunnen plukken! De rest van de dag werkt hij dan ook ijverig mee aan de opbouw
van de smidse.
Ludovic inmiddels heeft zijn dag verdeeld
tussen het oefenen in zijn houtsnijkunsten en zich voorbereiden op de
bijeenkomst in het handelsgilde. Met een stortvloed aan gebeden en bezweringen
heeft hij zich verzekerd van alle goddelijke hulp die er te rapen valt, en
welgemoed begeeft hij zich op weg.
Aan de poort van het gilde doet zich echter al
het eerste probleem voor: de wachter wil hem niet binnenlaten, gezien hij niet
op de lijst van genodigden blijkt te staan! De normaal zo gelijkmoedige
priester begint zich net op te winden wanneer Fesinizits arriveert. Wanneer de
goblin de explosieve situatie in ogenschouw neemt, voert hij Ludovic maar met
een zoet lijntje mee naar binnen.
Binnen begint Ludovic onmiddellijk de ronde te
doen, en steekt zijn verhaal tegen enige aanwezigen af. Maar tot zijn grote
verbazing weet hij geen enkele interesse te wekken. De een na de ander
verdwijnt schielijk naar de andere kant van de kamer: nu eens krijgt hij niet
veel reactie, dan weer wordt hij weinig subtiel afgepoeierd. Uiteindelijk ziet
Ludovic tot zijn grote spijt in dat hij hier niet de juiste contacten zal
kunnen treffen: waar klinkende munt voorop staat, is het moeilijk interesse te
wekken voor een godsdienst die op rechtvaardigheid is gebaseerd. Een illusie
armer maar een ervaring rijker loopt hij weer richting de Rode Furie, terwijl
hij zich bezint op de vraag in welke kringen van Sardal hij meer respons zou
krijgen…
In de herberg treft hij een vermoeide Sturdle
die de hele dag hard in de smidse heeft gewerkt, maar niettemin nog de energie
heeft om gefrustreerd te zijn om het feit dat hij bot heeft gevangen bij
Eldarc. Hij weet Ludovic de belofte te ontfutselen dat ze dan maar op eigen
houtje zo gauw mogelijk richting de orcs zullen vertrekken. Lyra voelt zich
heen en weer getrokken tussen de verlokkingen van het mysterieuze manuscript
enerzijds, en de nabijheid van Vlamtong, anderzijds. Brocéliande brengt te
berde dat ze niet van plan is zomaar te vertrekken zonder dat haar lier is
gearriveerd, en Sturdle die ondanks zijn ruwe manieren toch een zacht plekje
heeft voor de muziek van de bard, stemt daar zuchtend mee in.
Dag 65
(woensdag 25 mei)
De dagen verstrijken volgens ongeveer
hetzelfde stramien tot op een ochtend Brocéliande aan de ontbijttafel een
briefje krijgt afgeleverd. Wanneer ze het nietsvermoedend opent, zien haar
vrienden haar van kleur verschieten. Het is niet het goede nieuws dat haar lier
is gearriveerd, maar een briefje van haar stalker! A. heeft haar lier
onderschept, en wenst Brocéliande die avond bij zonsondergang te spreken, op
het uiterste punt van de havendokken. Alléén, of ze ziet haar lier nooit meer
terug.
Brocéliande is hevig van streek, maar vertoont
een ijzeren wil waar het haar muziekinstrument betreft: ze is niet van plan
haar lier zomaar in handen van haar stalkster te laten… Er worden dus plannen
gesmeed om de situatie toch enigszins onder controle te houden. Vooreerst
zullen haar vrienden niet al te ver uit de buurt zijn: ze zullen zich verdekt
opstellen in een nabije havenkroeg, net ver genoeg opdat A. haar er niet van
kan beschuldigen niet alleen te zijn gekomen. Bovendien zal Ludovic met
goddelijke hulp haar emoties monitoren.
Wanneer het begint te schemeren, worden de
voorbereidingen getroffen: ze begeven zich gezamenlijk naar de kroeg, Ludovic
legt zijn handen even zegenend op het hoofd van Brocéliande, en wanneer de bard
vertrekt, voelt hij hoe haar locatie verandert. Lyra stuurt haar havik met
Brocéliande mee, zodat Aria de situatie van bovenaf in de gaten kan houden.
De bard is niet van plan domweg in de val te
lopen, en spreekt zelf ook een spreuk uit: ze maakt zichzelf onzichtbaar en
gaat eerst de situatie verkennen. Maar er is niets bijzonders te zien, en eens
de magie is uitgewerkt, staat ze eenzaam te wachten op wat er komen gaat.
Niet veel later wordt ze opgeschrikt door het
geluid van paardenhoeven: een zwarte koets ratelt over de keien naar haar toe,
en houdt halt. De koetsier gebaart haar in te stappen, maar Brocéliande blijft
als bevroren staan. Het gordijn voor een van de raampjes wordt weggetrokken en
een lichte stem nodigt haar uit binnen te komen. De rillingen gaan de elf over
de rug, en ze komt slechts schoorvoetend dichterbij. Op verontwaardigde toon
eist ze om eerst haar lier te mogen zien, maar de beschaafde vrouwenstem houdt
net zo lang vol dat ze absoluut geen kwade bedoelingen heeft, tot Brocéliande
het opgeeft en uiteindelijk de koets maar instapt. Binnen ploft ze neer op de
bank en schuift zo ver mogelijk naar het andere uiteinde van de koets.
Een vrouw in een zwarte avondjapon van fluweel
en kant kijkt haar vriendelijk aan, en fluistert haar toe dat ze niet bang
hoeft te zijn. Ze stelt zich voor als Agnes, en verklaart dat ze het beste met
Brocéliande voorheeft. Nadat ze haar een keer hoorde zingen, voelde ze zich zo
geraakt door de muziek van de bard dat ze meteen voelde dat zij verwante zielen
waren. Nu ze haar enige tijd vanuit de verte bewonderd heeft, wil ze
Brocéliande graag een bijzonder geschenk geven. Ze verontschuldigt zich voor
haar ietwat onorthodoxe aanpak, maar verklaart glimlachend dat ze haar gewoon
zo graag even alleen wilde spreken, zonder haar vrienden.
Brocéliande sputtert wat tegen, maar ontspant
zich, en in de herberg heeft Ludovic het gevoel dat alles van een leien dakje
aan het gaan is. Lyra kan bevestigen dat de koets er vredig bijstaat, en de
drie vrienden maken zich al een stuk minder zorgen, bestellen nog een kroes
bier en gaan er rustig voor zitten.
Inmiddels is het gesprek echter wat meer
gespannen geworden. Agnes is wat dichterbij geschoven, en Brocéliande is – verschrikt
en wel – van voorzichtige afwerende woordjes overgestapt op de openlijke
verklaring dat ze, jammer maar helaas, echt niet op vrouwen valt. De bleke
schone heeft daar geen oren naar, en verzekert Brocéliande ervan dat ze dat
alleen zelf nog niet beseft. Ze strekt haar armen naar Brocéliande uit, maar
die maakt een noodsprong naar de andere kant van de koets en protesteert
luidkeels dat ze heel zeker weet van niet!
Het gezicht van Agnes betrekt, en ze geeft de
koetsier een signaal. Terwijl de koets zich in beweging zet, en Brocéliande uit
haar evenwicht is gebracht, werpt ze zich op de bard en neemt die in een stalen
omhelzing. “Ik wilde je het geschenk van ons eeuwig leven samen graag geven op
een meer bijzondere plek… maar je dwingt me ertoe het hier en nu te doen!”,
klinkt de stem in haar oor, en voor Brocéliande vallen alle puzzelstukjes op
hun plaats wanneer ze twee scherpe hoektanden in haar nek voelt…
In de havenkroeg springt Ludovic gealarmeerd
overeind, wanneer hij de beroering voelt. Ook Lyra vraagt zich af wat er
gebeurt wanneer ze via Aria merkt dat de koets zich in beweging heeft gezet.
Een snelle blik op Ludovic is voldoende om te beseffen dat er problemen zijn,
en gevolgd door Sturdle snellen ze de herberg uit. Buiten zien ze net de zwarte
koets voorbijrijden, en zichzelf vervloekend dat ze niet te paard zijn gekomen,
zetten ze dan maar rennend de achtervolging in.
In de koets doet Brocéliande inmiddels
verwoede pogingen om zichzelf te bevrijden, terwijl de zachte stem in haar oren
haar aanspoort om op te houden met tegenstribbelen. “Kijk alleen maar even in
mijn ogen, dan zul je zelf zien dat ik het beste met je voor heb…!” Brocéliande
voelt er niets voor om de vampier in haar hypnotische ogen te kijken en knijpt
haar ogen stijf dicht, terwijl ze zich uit alle macht verzet. Agnes sist van
woede en probeert haar ogen open te dwingen, maar de bard kronkelt zo wild dat
ze daar niet in slaagt.
Inmiddels is de koets tot stilstand gekomen,
en hebben Ludovic, Lyra en Sturdle het voertuig ingehaald. Ze maken onmiddellijk
een omsingelende beweging om zich ervan te verzekeren dat de koets er niet
ineens met hun vriendin vandoor gaat. Sturdle, die als eerste arriveert,
concentreert zich met praktisch inzicht op de koetsier, die hij met een flinke
klap onschadelijk maakt, en houdt vervolgens de paarden in bedwang.
Intussen hebben Ludovic en Lyra elk een deur
van de koets opengerukt. Ludovic kijkt recht in het gezicht van een
vervaarlijke vampier en is even van zijn à propos – zijn gebed dat het wezen
der duisternis op de vlucht zou moeten jagen, stokt hem in de keel wanneer hij
Brocéliande met bebloede keel ziet zitten. Lyra maant inmiddels Brocéliande aan
om uit de koets te springen, maar de bard is inmiddels behoorlijk nijdig
geworden door de overdaad aan ongewenste avances. Ze profiteert van het feit
dat Agnes is afgeleid en duwt haar met een welgemikte beweging de koets uit.
Niet tevreden met dat resultaat, trekt ze bovendien haar zwaard en tracht de
vampier te doorsteken. Maar Agnes beweegt met bovennatuurlijke snelheid, ontwijkt
de steek, en bedreigt nu Ludovic. Lyra laat zich aan de andere kant van de
koets op de grond vallen, en onder de koets door vuurt ze magische projectielen
op de vampier af.
Wanneer ook Ludovic tot zijn positieven komt
en Sturdle zich in de strijd wil werpen, kiest Agnes het hazenpad: ze verandert
zich in een vleermuis en neemt de vlucht. Lyra stuurt Aria achter haar aan, en
Ludovic zet een luchtelementaal op haar spoor, maar ze is hen beiden te snel
af, Lyra krijgt alleen nog de indruk door dat ze in het nieuwe gedeelte van
Sardal een schuilplaats heeft gezocht.
Terwijl Lyra en Brocéliande vruchteloos de
koets doorzoeken op zoek naar enige aanwijzingen over waar Agnes vandaan komt,
zet Sturdle Kroesjnoetsj in, die het spoor van de koets terugvolgt. Sturdle en
Ludovic volgen de ijverig snuffelende hond, en het spoor loopt via de dokken de
stadspoort door…
Tekst: Petra Doom